zweedsch schrijver, geb. 2 Maart 1828 te Stokholm, werd in 1862 dramaturg aan den koninklijken schouwburg, 1871 intendant aan de opera, was 1881 —83 directeur van den schouwburg te Göteborg, vestigde zich daarop in zijn geboorteplaats als schrijver. Van zijn tooneelstukken, waarvan verscheidene ook in het buitenland werden opgevoerd, moeten vermeld: Brölloppet pa TJlfdsa (1865), Rlommor i drifbdnk (1862), Sa kallad ungdom (1869), Majorens döttrar (1871), Glanskis (1878), Sprdngdmnen (1882), Har da tinnen, Fti dskslag; verder het blijspel Familjens fastman (1893).
Voorts vertaalde hij meerdere drama’s en leverde den tekst voor tal van opera’s, als Den Bergtagna, Yikingarne enz.; zijn levendige belangstelling in het tooneel blijkt ook uit de geschriften: Fyra ar vid landsortstheatern (Stokh. 1857— 58, pseudoniem Palle Block), Pd ömse sidor om riddn. Minnen och bilder ur teaterlifvet 1888), Bidrag till skddespélarekonstens och dramatikens historia (1890), Gustaf III. s Operahus och dess minnen (1891).Verder schreef hij novellen: Svart pa hvitt (1876—79), Stockholmslif och skargdrdsluft (1886—87), Frdn gator och skar (1889), Arbetarlif (2 dln. 1892), Frdn skdrgdrden och fastlandet (Stokh. 1893), Bland storstadsfolk och skargdrdsbor (1895), Frdn stad och land (1899), en een bundel lyrische gedichten: Dikter (1866), alsmede een cyclus: Vegafarden (2de dr. 1886).