Gepubliceerd op 20-01-2021

Frans de cort

betekenis & definitie

Vlaamsch dichter, geb. 21 Juni 1834 te Antwerpen, werd mede-redacteur van het liberale dagblad „De Grondwet,“ in 1858 hoofdredacteur van de „Schelde,“ en 1861 secretaris van den auditeur-generaal bij het militaire gerechtshof te Brussel, welke betrekking hij tot zijn dood, 18 Jan. 1878, bekleedde ; zijne nu eens vroolijke en luimige, dan teedere en gevoelvolle gedichten werden bijeenverzameld in de bundels Liederen (2 dln., Antw , 1559), Zing-zang (Brussel, 1866), Liederen (Groningen, 1868) ; verder vertaalde hij vele der gedichten van Burns,. die hij onder den titel De schoonste liederen van Bober 't Burns (Brussel, 1862) in het'licht gaf; van 1861 af redigeerde hij het door zijn schoonvader, den dichter Dautzenberg, opgerichte tijdschrift „De Toekomst, tijdschrift voor opvoeding en onderwijs, taal- en letterkunde.” 30 Juni 1900 werd in zijn geboorteplaats een standbeeld voor hem opgericht.

< >