Frans david cochius

betekenis & definitie

Nederl. officier, geb. 17 Dec. 1787 te Valburg in Gelderland, nam in Oct. 1803 dienst als élève der genie, werd in 1808 luitenant-surnumerair, in Juli 1809 luitenant-ingenieur, trad in Dec. 1810 in franschen dienst, nam als kapitein bij den staf der genie deel aan de gevechten van Katzbach, Leipzig en Hanau, werd in Aug. 1814 weder als lste luitenant-ingenieur bij het, nederl. leger ingedeeld, vocht bij Quatre-Bras, en vertrok 16 Oct. als kapitein-ingenieur bij het leger in Oost-Indië naar Java; hij werd hier in 1817 majoor-ingenieur, in Febr. 1821 luit.kolonel-ingenieur, legde in 1825 bij het begin van den Java-oorlog een groote mate van beleid aan den dag, approviandeerde driemalen het belegerde Djokjakarta, vermeesterde in Juni 1826 Plered, vervolgde Dipa Negara tot Diko, vocht bij Kalitan. Djali-anom, Djokjakarta, Pasir Gedó, hielp den oorlog tot een einde brengen, werd in Febr. 1831 generaalmajoor titulair, in Sept. 1835 kommandant van het Indische leger, veroverde 16 Aug. 1837 Bondjol, waar het later gebouwde fort zijn naam ontving, werd in April 1843 luitenantgeneraal, op 1 Jan. 1848 als leger-kommandant eervol gepensioneerd, en overl. 1 Mei 1876 te Rijswijk.