(eerste hertog) fransch staatsman, in 1757 op het slot Marsan bij Auch geb., was abt en werd in 1789 door de geestelijkheid naar de vergadering der algemeene staten afgevaardigd. Tot het ambtelooze leven teruggekeerd, verzette hij zich met het hof tegen den voortgang der omwenteling, zoodat hij na de gebeurtenissen van 10 Aug. 1792 door de révolutionnaire rechtbank ter dood werd veroordeeld.
Hij was echter reeds naar het buitenland gegaan. Onder het directoire keerde hij naar Frankrijk terug om de belangen van het huis van Bourbon te ondersteunen. Hij richtte o. a. den beroemden brief aan Bonaparte, waarin hij deze aanspoorde om de Bourbons weder op den troon te plaatsen. Na de eerste restauratie werd hij in 1814 minister van binneinlandsche zaken, doch na de tweede restauratie niet weder aangesteld. Hij overl. 1832.Zijn neef, Anatole, graaf de M.-F., in 1788 geb., maréchal-de-camp, en sedert 1811 pair van Frankrijk, vergezelde in 1848 de hertogin van Orléans met haar zonen, toen deze Parijs ontvluchten moesten, over den Rijn. Op het gebied der letterkunde maakte hij zich bekend door een reeks van dichterlijke werken, waaronder het godsdienstig dichtstuk Moyse (2 dln. Par. 1850) het voornaamste is.
Anne Pierre, markies de M.-F., generaal der Fransche republiek, geb. te Parijs in 1739, was bij het uitbreken der revolutie maréchalde-camp, en werd door den adel naar de nationale vergadering afgevaardigd. Tot bevelhebber van het zuid. leger benoemd, bezette hij in 1792 Savoye. Door de Jacobijnen aangeklaagd, vluchtte hij naar Zwitserland, waar hij eenigen tijd gemeenschappelijk met den lateren koning Lodewijk Philips leefde. In 1795 werd het hem vergund naar het vaderland teruggekeerd. Hij overl. 1798 te Parijs.