Gepubliceerd op 17-02-2021

Floris adriaan van hall

betekenis & definitie

(baron) nederl. staatsman, oudste zoon van bovengenoemde, geb. 1791 te Vianen, vestigde zich als advokaat te Amsterdam, waar hij een zeer uitgebreide praktijk had, toen hij in 1842 tot minister van justitie geroepen werd, in de plaats van Van Maanen, en sinds 1843 ook het ministerie van financiën ad interim moest waarnemen. Door de gedwongen leening van 127 millioen, die hij in 1844 tot stand wist te doen komen, redde hij het vaderland van een dreigend staatsbankroet, en zag zich tot werkelijk minister van financiën benoemd.

Daar zijn pogingen om een vrijzinnige grondwetsherziening te verkrijgen afstuitten op de weigering van den koning, trad hij in 1844 af. Te Amsterdam tot kamerlid gekozen, zag hij zich bij den val van het kabinet-Thorbecke in 1853 belast met het samenstellen van een nieuw ministerie, waarin hij zelf de portefeuille van buitenlandsche zaken nam, terwijl hij van 29 Juni tot 3 Sept. ook het departement van r.-kath. eeredienst waarnam, gedurende welken tijd de wet op de kerkgenootschappen tot stand kwam. Van 5 Jan. tot 1 Mei 1854 was hij ook tijdelijk minister van financiën; zijn kabinet trad in 1856 af. H. kreeg in 1858 voor Hoorn zitting in de Tweede kamer, waar hij nu vooral deel nam aan de spoorwegkwestiën. Toen de spoorwegwet van Van Bosse gevallen was, en dit ministerie dientengevolge aftrad, kwam H. in 1860 aan het hoofd van een nieuw kabinet als minister van financiën, tijdelijk belast met de portefeuille van buitenlandsche zaken, en wist nu de wet tot aanleg van spoorwegen te doen aannemen. Het volgende jaar onttrok hij zich voorgoed aan de staatszaken en overl. in 1866 te ’s Gravenhage.

In 1856 was hij in den adelstand verheven, met den titel van baron. Met zijn broeder Jakob v. H. schreef hij de „Noordstar” (1829—31), leverde vele stukken aan diens „Bijdragen tot regtsgeleerdheid en wetgeving”, gaf in 1834 een Verdediging van de onafhankelijkheid des handels bij het oprigten der naamlooze maatschappijen, dat in 1835 door een Nadere verdediging gevolgd werd, en behalve eenige vlugschriften verscheen nog van hem in 1857 een verhandeling Over eene op te rigten handelsbank getoetst aan wetenschap en ondervinding.

< >