ingenieur, geb. 1832 te Bergzabern in Rijn-Beieren, opgeleid aan de Polytechnische school en aan de Academie voor Beeldende kunsten te München, sinds 1864 hoogleeraar in de schoone bouwkunde aan de Polytechnische school te Delft. Voornaamste bouwwerken: Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te ’s-Gravenhage, Studentensociëteit te Leiden, collegegebouw der Utrechtsche hoogeschool; verder vele restauraties van oude bouwwerken.
Hij schreef: Geschiedenis der bouwkunst (1868—71, 2de dl. 1881), Architectonische vormleer (1880—83), Beginselen van het projecteeren (1886), De hout- en vakwerkbouw (1888).