(graaf) van 1840 tot 1848 opperbestuurder van den mijnbouw in Pruisen. Hij werd geboren te Altenburg op 21 Nov. 1783, bezocht de mijnacademie te Freiberg, studeerde vervolgens te Göttingen en werd in 1806 referendaris bij de Pruisische krijgs- en domeinenkamer, te Maagdenburg.
Daarna werd hij staatsauditor in het koninkrijk Westfalen en toen inspecteur-generaal der mijnen. In 1812 aanvaardde hij de betrekking van directeur-generaal der zoutgroeven in hot toenmalig groothertogdom Frankfort. Toen Pruisen eenige jaren daarna zijn verloren gewesten terugkreeg, benoemde men hem tot opperbergraad, en hij stond weldra aan het hoofd van den mijnbouw in het geheele koninkrijk Nadat hem eindelijk een eervolle rust werd vergunt, volbracht hij nog wetenschappelijke reizen in Frankrijk, Spanje, Zweden enz., en overleed op 5 Febr. 1859.