Gepubliceerd op 28-02-2021

Erasmus robert von patow

betekenis & definitie

(vrijheer) pruis. staatsman, in 1804 geb., trad in 1826 in staatsdienst, en werd in 1848 belast met de portefeuille van handel en openbare werken, die hij echter weldra moest nederleggen. Hij werd daarop opperpresident der prov.

Brandenburg. In 1849 in de tweede kamer verkozen, behoorde hij tot dè bestrijders der toenmalige democratische linkerzijde, later was hij meermalen in oppositie tegen de regeering. In volgende jaren bestreed hij herhaaldelijk het ministerie en was een besliste tegenstander der jonkerpartij. In het liberale ministerieHohenzollern in 1858 als minister van financiën opgetreden, werd door hem het duitschfransch handelsverdrag voorbereid en de opheffing van de vrijstelling van grondlasten doorgezet. Tevens ondersteunde hij de legerorganisatie, die den ernstigen twist tusschen de regeering en het huis van afgevaardigden ten gevolge had. Eer hij nog in de zitting van 1862 zijn budget verdedigd had, werd de kamer ontbonden.

Bij den voor het ministerie ongunstigen uitslag der nieuwe verkiezingen, nam hij met de overige liberale leden van het kabinet zijn ontslag. In 1866 nam hij op nieuw zitting in het huis der afgevaardigden en aanvaardde in Aug. van dat jaar de betrekking van civiel-administrateur in het door het pruis. leger bezette gebied van Frankfort, OpperHessen en Nassau, was 1873—81 opper-president der prov. Saksen, 1871—73 lid van den Rijksdag, en overl 5 Jan. 1890 te Berlijn.

< >