fransch publicist en staatkundige, zoon van den vorige, geb. te Parijs, 1832, maakte den Krimoorlog en de expeditie naar Mexico mede, gedurende welke hij ordonnans-officier werd van Bazaine. In de „Revue contemporaine” en de „Revue moderne” schreef hij artikelen over dezen laatsten oorlog, welke veel sensatie maakten.
Als afgevaardigde voor Finistère in de Kamer gekomen (1869), was hij voorstander van den oorlog tegen Pruisen. Na den 4den September 1871 stelde hij zich ter beschikking van Gambetta, die hem belastte met het oprichten van een kamp te Conlie. Doch voor dat dit geschiedde trok de K. zich uit den dienst terug. ' Na dien tijd was hij prefect van de Haute Garonne en de Bouches du Rhône, maar in 1883 zeide hij het openbare leven vaarwel en wijdde hij zich geheel aan letterkundigen arbeid, die voornamelijk bestaat uit: La contreguerilla française au Mexique (1868), La Creànce Jecker (1867), l’Elévation et la Chute de l’empereur Maximilien (1867), Le Quatre Septembre et le gouvernement de la défense nationale (1872), Mourad V (1878), Bas fonds et sommets (1878), A travers le passé (1887), Petits mémoires (1898).