1) Ambt v/h beiersch regeeringsdistrict Mittelfranken, 341¼ km2, groot, in 1900 : 23 469 inw., 76 gemeenten.
2) E , oorspronkelijk Eistet, stad, hoofdplaats v/h ambt E , ‘22 km. n.w. van Ingolstadt, aan de Altmühl, in een diep dal, aan de spoorlijn Münclien-Neurenberg, in 1900: 7703 inw.; priester-seminarie, bisschoppelijk lyceum, koninklijk gymnasium met latijnsche school; een dom met romaanschen torens, 1042 gebouwd, bevattende het graf van den H. Wilibald : E. is zetel van een bisschop; in de Walpurgiskerk overblijfselen der H. Walpurgis. De stad en het bisdom E. danken hun ontstaan aan Bonifacius, die in 745 den angelsaks. Wilibald tot bisschop v/h hem door den noordgauwschen graaf Suitger afgestane gebied aanstelde. Door de beêvaarten naar het in 870 hierheen gebrachte gebeente der heilige Walpurgis, en naar het graf van den heiligen Wilibald, nam het nieuwe bisdom dra zeer in aanzien toe, en de plaats E. kreeg reeds in 908 stads-, tol-, munt- en marktrechten In den dertigjarigen oorlog werd het in 1632 door Gustaaf Adolf en in 1634 door landgraaf Johan van Hessen, later (1703,1800, 1805) door de Franschen gebrandschat. Het bisdom E., dat in 1305 door erfenis de bezittingen van de uitgestorven gravenfamilie Hirschberg verkreeg, werd allengs een der aanzienlijkste hoogstiften van Duitschland; het omvatte in 1785 een gebied van 1100 km2., met 57,000 inw., in 8 steden, 14 marktvlekken, 200 dorpen enz.; in 1802 werd het geseculariseerd en met Beieren vereenigd; reeds hetzelfde jaar kwam het echter aan groothertog Ferdinand van Toscane, die het in 1805 weer aan Beieren afstond. In 1817 werd de stad met een deel v/h vorstendom als vrije heerlijkheid aan Eugène Beauharnais toegewezen, die daarnaar als schoonzoon des konings van Beieren den titel van vorst van E. verkreeg; in 1855 echter kwam E. door aankoop weer aan Beieren. Het bisdom dat tot de kerkprovincie Bamberg behoort, en onder het aartsbisdom Bamberg staat, werd in 1821 nieuw georganiseerd.