(graaf) Engelsch staatsman, langen tijd leider der conservatieve partij in het Hoogerhuis, tot aan den dood zijns grootvaders (1834) Mr. Stanley, en tot aan dien zijns vaders (1851) Lord Stanley genoemd, geb. 29 Mrt. 1799, studeerde te Eton en te Oxtord, en werd in 1820 lid van het Lagerhuis. Eerst in 1824 trok hij de aandacht doordien hij de Engelsche staatskerk tegen een voorstel van Hume verdedigde.- Canning benoemde hem in 1827 tot onder-staatssecretaris voor koloniën, doch na het optreden van Wellington schaarde hij zich aan de zijde der oppositie.
Door zijn welsprekendheid werd hij een steun van het Whig-ministerie, waarin hij in 1830 als opperseeretaris voor Ierland zitting nam; hij verbeterde de rechtspleging en het onderwijs, en werkte krachtig mede tot afschaffing der tienden. In 1833 werd hij minister van koloniën en maakte een einde aan de slavernij der negers in de Engelsche bezittingen. In 1834 legde hij zijn betrekking neder, en vruchteloos zocht Peel hem te bewegen, om deel uit te maken van het Tory-kabinet, hoewel hij kort daarna tot de Tory-partij overging. Hij bestreed later het ministerie Melbourne en werd in 1841 staatssecretaris voor koloniën in het nieuwe ministerie Peel. Als een ijverig verdediger van de belangen der aristocratie verklaarde hij zich tegen de afschaffing der graanwetten, en toen Peel het stelsel van vrijen handel omhelsde, nam hij met dezen zijn ontslag. Reeds in 1844 was hij lid van het Hoogerhuis geworden en stond er in de voorste gelederen der protectionisten. Toen het Whig-ministerie in 1851 moest aftreden, ontving Stanley van de koningin den last tot vorming van een nieuw kabinet, doch hij kon dien aanvankelijk niet volbrengen, daar geen der staatslieden zitting verlangden in een protectionistisch ministerie Eerst in Febr. 1852 gelukte het hem, een conservatief bewind samen te stellen, maar hoewel hij het beschermend stelsel liet varen, bekwam hij bij de nieuwe verkiezingen geen meerderheid en moest reeds in December zijn ontslag nemen. Om hem eenige vergoeding te verschaffen, koos zijne partij hem, inplaats van Wellington, tot kanselier der universiteit te Oxford. Eene opdracht om in 1855 na het aftreden van lord Aberdeen een nieuw ministerie samen te stellen, wees hij van de hand: Hij verzette zich vervolgens tegen de politiek van Palmerston en kwam in Febr. 1853 nogmaals aan het hoofd der regeering, maakte door het verdrag van Tien-Tsin een einde aan den oorlog met China, zette de demping v/d opstand in Britsch-Indiö voort, en ruimde eenige moeilijkheden met Amerika uit den weg. Zijn partijdigheid voor Oostenrijk in het Ital. vraagstuk wekte intussehen veler ongenoegen, en toen zijne reform-bill door de liberalen verworpen werd, moest hij reeds in Juni 1859 zijn portefeuille nederleggen Nu bepaalde hij zich bij eene verdediging der conservatieve belangen in het Hoogerhuis; bij bestreed de dubbelzinnige houding der regeering in den Deenschen oorlog, en toen in 1866 de reformbill van het ministerie Russell-GIadstone schipbreuk leed, kwam hij nogmaals aan het hoofd der zaken. Hij gevoelde echter, dat hij niet kon oproeien tegen den liberalen stroom, zoodat de conservatieve reform-bill van 1867 nog radikaler werd dan de voorafgaande liberale. Inmiddels werd hij in zoo hevige mate door de jicht aangetast, dat hij in 1868 zijne betrekking als minister-en leider der conservatieve partij moest nederleggen. Gedurende de zitting van dat jaar verscheen hij slechts enkele malen in het parlement, om de lords in hun tegenstand tegen de politiek van Gladstone met betrekking tot de Iersche kerk te steunen. 17 Juni 1869 kwam hij er, om zich in eene uitgewerkte redevoering tegen de tweede lezing der kerkelijke bill te verzetten, en toen deze aangenomen was, teekende hij protest aan tegen dat besluit. Hij overleed 23 October 1869. Niet alleen als staatsman en welsprekend redenaar heeft hij zich onderscheiden, maar ook als letterkundige. Hij heeft eene zeer verdienstelijke vertaling van den „Ilias” uitgegeven. Zijn zoon Eduard George, onder den naam van Stanley reeds lang met hooge waardigheden bekleed, volgde hem op in de gravel, waardigheid, en was met Disraëli het hoofd der conservatieve partij (Tories) in Engeland ; hij overl. 31 April 1893.