engelsch wiskundige en astronoom, geb. 29 Oct. 1656 te Haggerston bij Londen, werd op 19-jarigen leeftijd, nadat hij een moeilijk astronomisch vraagstuk had opgelost, door de regeering naar St. Helena gezonden om de sterren van het zuidelijk halfrond waar te nemen.
De vrucht dier reis was zijn Catalogus stellarum australium (Lond. 1679). Teruggekeerd, werd hij door de koninklijke maatschappij te Londen en de academie der wetenschappen te Parijs tot lid benoemd. Tusschen Calais en Parijs nam hij in 1682 een komeet waar, die later naar hem genoemd is. Hij kwam tot de ontdekking, dat deze komeet dezelfde zijn moest, die ook in 1456, 1531 en 1607 gezien was, waaruit hij de gevolgtrekking maakte dat zij haar omloop om de zon in omstreeks 76 jaren volbracht. In 1703 werd hij hoogleeraar in de wiskunde te Oxford en in 1720 koninkl. astronoom te Greenwich. Hier nam hij de maansdoorgangen door den meridiaan waar, om deze op de lengtebepalingen ter zee toe te passen.
Ook vestigde hij de aandacht der astronomen op den overgang van Venus over de zon, die in 1761 zou geschieden, en toonde aan hoe door het waarnemen van dit verschijnsel op verschillende plaatsen der aarde de parallaxe der zon kon bepaald worden. Hij overl. 14 Jan. 1742. De voortreffelijkste vruchten zijner onderzoekingen zijn de Tdbulae astronomicae, die eerst na zijn dood (Lond. 1749) verschenen en later door Lalande werden uitgegeven (Par. 1759). H. is de uitvinder van de spiegelee tanten. Hij berekende voorts, uitgaande van Newton’s voorschriften, de banen van 24 kometen. Reeds in 1718 wees hij op de eigenbewegingen der vaste sterren. Voorts ontdekte hij de belangwekkende eigenschap der loxodromie, voor stereographische projectie een logarithmische spiraal te hebben.