Gepubliceerd op 20-01-2021

Draaiziekte

betekenis & definitie

Ziekte der schapen (zelden bij geiten en runderen), veroorzaakt door den blaasworm van een bij den hond levenden lintworm, Coenurus cerebralis; de eieren van dezen lintworm kunnen met de ontlasting van den hond in het gras en zoodoende in de ingewanden van het schaap geraken; hier ontwikkelen zij zich tot embryo’s, die meestal te gronde gaan, doch wanneer zij bij hun weg door het organisme in de hersenen terecht komen zich verder ontwikkelen en hier tot blazen uitgroeien, waarin verscheidene koppen van aanstaande lintwormen vervat zijn. De verschijnselen in het eerste stadium komen, dikwijls overeen met die van hersenontsteking : sufheid, ongewone wildheid, schrikachtigheid , het afdwalen van de kudde, scheefdragen van het hoofd, krampen, gloeiende schedel, rood worden der slijmvliezen, koorts, verminderde eetlust; hierop volgt een korte tijd dat het dier weer gezond schijnt; echter kan het eerste stadium ook wel met den dood eindigen; na 2—6 maanden treedt het tweede stadium in; hierbij openbaren zich de gevolgen van de drukking der groeiende blaas op de hersenen zoowel in algemeene stoornissen als loomheid, verdooving, gebrekkigen eetlust, waggelenden gang met neerhangenden kop enz., ais in meer dadelijk met de drukking in verband staande verschijnselen, als draaien met scheefgehouden kop, neervallen met hoogopgerichten kop, enz. Dikwijls is aan een weekere plaats op den schedel te voelen, dat zich daar een blaas bevindt; drukking op deze plaats doet de verschijnselen in hevigheid toenemen of brengt krampen te weeg. Meestal eindigt de ziekte met den dood; slechts in enkele gevallen is genezing door een operatie mogelijk. Daar de schapen deze ziekte door den hond opdoen, en hersenen van aan D gestorven schapen, wanneer zij den hond tot voedsel worden gegeven, bij deze weer nieuwe lintwormen, derhalve nieuw gevaar voor de ziekte doen ontstaan, is het van groot belang ten eerste de honden zulke hersenen niet te geven, en verder de schapen voor het opnemen van het broed van den lintworm te behoeden door de honden nimmer in den schaapstal toe te laten en de honden die noodzakelijk bij de kudde behooren steeds in het voorjaar een wormkuur te doen ondergaan. Lammeren en eenjarige schapen zijn het meest vatbaar voor de D.; bij het rund heeft zij geheel dezeltde verschijnselen.

< >