geb. 20 Dec. 1789 te Amsterdam, uit burgerouders, van duitsche afkomst, was 1813—51 klerk bij het Koninklijk Instituut, langen tijd tevens custos der stadsbibliotheek, overl. 11 Mei 1867 in het oudemannen- en vrouwenhuis der hersteld-luth. gemeente. Door zijn betrekking verkreeg hij een verbazende kennis van boeken; tevens was hij een groot muntenkenner; hij kwam veelvuldig in aanraking met geleerden, van welke enkelen hem steunden, terwijl anderen zijn arbeid voor het hunne lieten doorgaan, wat aanleiding gaf tot heftige tooneelen en felle polemieken.
Men heeft van G., behalve een groot aantal losse artikelen en bijdragen in tijdschriften: Verhandeling over de munten en hetgeen daartoe betrekking heeft (bekroond, opgenomen in deel X der werken van de Academie te Brussel, 1830), Graaf Floris V en zijn regeering, uit echte bronnen voor gesteld (Amst. 1836), Handleiding tot de kennis der Nederl. munten, welke sedert drie eeuwen in Nederland zijn geslagen (anoniem, Amst. 1850); verder voortreffelijke uitgaven van de volledige of voornaamste werken van C. van Baerle, J. van Heemskerk, L. Reaèl, Anna en Maria Tesselschade Visscher en anderen.