Afdeeling van de residentie Oostkust van Sumatra (zie Sumatra), Nederl. Oost-Indië, grenst ten z. aan de afdeeling Asahan, ten n. aan Atjeh en onderhoorigheden, ten o. aan de straat van Malakka, en gaat ten w. zonder bepaalde grens over in het gebied der onafhankelijke Toba- enKaro-Bataks, bestaat grootendeels uit een alluviale, vlakke, 20 — 25 km. breede kuststreek, in het z. begrensd door een vulkanisch gebergte met de vulkanen Si Baja en Simanaboen, wordt door tal van rivieren doorsneden, die echter grootendeels voor groote vaartuigen onbevaarbaar zijn en aanzienlijke massa’s slijk en zand meevoeren, waardoor aan de mondingen vaak banken worden gevormd; sinds 1883 verbindt een spoorlijn de mond van de Delirivier of de Soengei Laboean over Laboean Deli en de hoofdplaats der afdeeling, Medan, met Deli Toewa, terwijl ook enkele zijlijnen benevens meerdere tramlijnen het vervoer der groote hoeveelheden hier verbouwde tabak en het verkeer in het algemeen ten dienste staan de bodem is over het algemeen los, .rijk aan teelaarde, en bij den rijkdom aan water uiterst vruchtbaar, bij uitstek geschikt voor de tabakscultuur, die ook nergens in de nederl. bezittingen dergelijke resultaten oplevert als hier, Hooidpl. is Medan, andere belangrijke plaatsen zijn: Belawan, Laboean Deli, de oude hooldplaats van Deli, en Deli Toewan, gelegen te midden van tabaksplantages.
Deli is ook de naam van een rijkje op Sumatra, dat behalve de bovengenoemde aideeling nog een deel van de afdeeling Boven Langkat ot Timbang Langkat bevat, en zich langs de kust uitstrekt van de monding der Karang Gading tot aan de monding der Delirivier; dit rijkje staat onder een sultan, vasal van het nederl. gouvernement, en onder wien het directe grondgebied van het sultanaat Deli door kamponghoofden wordt bestuurd. Reeds in den aanvang der 17<1|: eeuw wordt Deli als een onderhoorigheid van Atjeh vermeld ; na vele mislukte pogingen wist het zich ten slotte in 1669 onai hankelijk te maken, om ruim een eeuw later door Siak te worden ten onder gebracht; in 1814 stond Siak het zelfbestuur toe; in 1854 deed Atjeh zijn oude aanspraken op Deli gelden en dwong den sultan van Deli zijn leenheerschap te erkennen; toen in 1858 bij het verdrag tusschen het nederl. gouvernement en Siak de staatjes aan de oostkust van Sumatra, en ook Deli, tot onderhoorigheden van Siak werden verklaard, weigerde de sultan van Deli, Mahmoed Perkasa Alam, Siak als leenheer te erkennen, doch onderwierp zich aan het nederl. gezag; onder genoemden sultan, die 25 Febr. 1873 overleed, en zijn zoon en opvolger, Rasjid Perkasa Alam Sjah, werd Deli een goudmijn voor het europeesche kapitaal; de vestiging der tabakscultuur, die den inlandschen hoofden groote voordeelen opbracht, gaf op vele punten aanleiding tot verzet en opstand, die door de expedities van kapitein Koops (Mei 1872), luit.-kolonel Van Hombrecht en majoor VanStuive (Sept. 1872) werden onderdrukt, waarna genoemde cultuur, vooral door het optreden der in 1869 opgerichte Deli-maatschappij, zich gedurig ontwikkelde, slechts belemmerd door de moeilijkheid om goede werkkrachten, koelies (zie Koelie), te verkrijgen; de exploitatie en de behandeling dezer koelies op de tabaksplantages maakte overigens herhaaldelijk een ingrijpen van regeeringswege wenschelijk.