Gepubliceerd op 20-01-2021

Dehra-dun

betekenis & definitie

1). District der divisie Mirât (Meerut) van het luitenant-gouverneurschap der zg. Noordwestprovinciën van EngelschIndië, 3090 km2, groot, 150.000 inw. in een vruchtbaar dal in het gebied van den zuidelijksten laagsten keten van het Himalaya-gebergte, en gelegen tusschen de Jumna, de bergen van Garhwal, den Ganges, en de Sawalibergen; bergachtig, ten deele een alpenland, nl. in het n.w., waar de Garhwalketen toppen van 2000 tot tot 2500 M. hoogte bevat ; gedurende den regentijd, Juli, Aug. en Sept., uiterst ongezond ; bodem vruchtbaar ; producten ; rijst, koren, gerst, mais, katoen, suiker, thee, opium, hennep,indigo, en allerlei groenten.

2) Dehra, hoofdplaats van het district Dehra-Dun, op een hoogte van een van de Sanalibergen noordwaarts uitloopenden heuvelketen, en temidden van een woud van mangoboomen, bestond in den aanvang der 19de eeuw slechts uit enkele huizen, en telde op het einde dier eeuw ruim 25000 inw., voor ¼ hindoes, overigens mohamedanen, christenen (700) en dsjain ; D. is gunstig gelegen voor den handel, en vormt een tusschenstation eendeels tusschen Hardwar en Sirmur, anderdeels tusschen Saharanpur en WestGarhwal. Van D. gingen in 1820 de werkzaamheden der trigonometrische opname van Engelsch-Indië uit, doordat hier met de trianguleering begonnen werd.

< >