Gepubliceerd op 20-01-2021

Deductie

betekenis & definitie

(van het lat. deducere, herleiden, afleiden). In het philosophisch spraakgebruik de afleiding van het bijzondere uit het algemeene, tegenover inductie, de afleiding van het algemeene uit het bijzondere; D. en inductie zijn de beide hoofdrichtingen van het wetenschappelijk onderzoek; bij de deductieve methode beredeneert men vooraf op wijsgeerige gronden de noodzakelijkheid van een grondwaarheid en toetst deze grondwaarheid dan aan de verschijnselen in het werkelijke leven, leidt uit de gevonden waarheid af hoe de verschijnselen moeten zijn, om vervolgens te onderzoeken of die gevolgtrekkingen of deducties inderdaad uitkomen: bij de inductieve methode daarentegen stelt men vooraf op een bepaald gebied een zoo groot mogelijk aantal feiten en waarnemingen vast, om daaruit een algemeene wet of waarheid af te leiden, te induceeren. Beide richtingen zijn noodzakelijk en grijpen in elkander: uit de studie der werkelijkheid van het bestaande moeten de oorzaken worden afgeleid en de gevonden oorzaken moeten vervolgens weer aan de werkelijkheid worden getoetst; alle wetenschap moet, om practisch te kunnen zijn, in de eerste plaats inductief zijn, met de inductieve methode aanvangen, en deductief voortgaan; nadat bijv door waarneming, door inductie, is vastgesteld de premisse of grondwaarheid dat alle menschen sterfelijk zijn, kan men deductief voortgaan:

alle menschen zijn sterfelijk

ik ben een mensch

ik ben sterfelijk;

deductie of het deductief bewijs berust op identiteit en contradictie; de kortste vorm van deductie is het syllogisme (zie aldaar). De deductie is een der meest gewone werkingen van den geest, als mag blijken uit het veelvuldig gebruik der woorden derhalve, dientengevolge, alzoo, enz.; zij vormt het wezen der wiskunde; in de middeleeuwen werd van deze methode bijna uitsluitend gebruik gemaakt, vandaar een reactie, die dikwijls evenzeer tot het uiterste voerde.

< >