Gepubliceerd op 23-02-2021

De minahasa

betekenis & definitie

of het zoogenaamd bondgenootschap van Menado, het noordoostelijk deel van het noordelijk schiereiland van Celebes, is eene afdeeling der residentie Menado en ^ 85 vierk. geogr. mijlen groot. Door zijne geologische gesteldheid hangt het land samen met de vulkanenreeks, die zich over de Sangi- en Talauereilanden naar de Filippijnen en verder over Formosa tot aan Japan uitstrekt.

De Minahasa, met de gewestelijke hoofdplaats Menado, wordt verdeeld in drie afdeelingen, met een controleur biji het Binnenlandsch Bestuur aan het hoofd, ter zijde gestaan door een aspirant-controleur. Die afdeelingen zijn:

1. Menado, met ongeveer 48.000 zielen, waaronder 625 Europeanen, 2250 Chineezen en 360 andere vreemde Oosterlingen.
2) Tondano, met ongeveer 78.000 zielen, waaronder 140 Europeanen, 450 Chineezen en 60 andere vreemde Oosterlingen.
3) Amoerang, met ongeveer 62.000 zielen, waaronder 120 Europeanen, 450 Chineezen en 25 andere vreemde Oosterlingen.

De afdeelingen worden weder onderverdeeld in districten, aan het hoofd waarvan eerste districtshoofden staan, met den titel van Hoekoem-Besar of Majoor, ter zijde gestaan door tweede of onderdistrictshoofden, Hoekoems-Kadoewa, n.l.

Menado met vier districten: Menado, Bantik, Maoembi en Tonsea.

Tondano met zeven districten: TondanoToulian, Tondano-Toulimambot, Kakas-Rembokken, Langowan, Tomohon-Sarongsong, Kakaskassen en Pasan-Ratahan-Ponosakan.

Amoerang met zeven districten: Tombasian, Sonder, Kawangkoan, Romoön, Tompasso, Tombariri en Tonsawang.

Volgens de volksoverlevering moeten de eerste bewoners der Minahasa eigenlijk één stam uitgemaakt en zoo niet in ééne streek dan toch niet ver van elkaar gewoond hebben. Zij waren gevestigd op de hoogvlakten der Woeloer-Mahatoes, het gebergte, dat thans ongeveer de grensscheiding uitmaakt tusschen de Minahasa en het landschap Bolaang-Mongondou. De tegenwoordige vlakten der Mina^hasa maakten toen nog deel uit van den Oceaan, waarin de toppen van de Kelabat, de Lokon en de Sapoetan en andere bergen zich als eilandjes vertoonden. Door eene onbekende werking der natuur zou de bodem zich later hebben opgeheven en maakte een gedeelte dér zee plaats voor een uitgestrekt vruchtbaar land met tal van bergen, alwaar zich de bewoners van bedoeld hoogland gingen vestigen. In een later tijdperk moet er een hevige burgeroorlog uitgebarsten zijn, ten gevolge waarvan de bewoners zich in verschillende deelen splitsten, die zeer vijandig tegenover elkaar stonden en gedurig in oorlog leefden, vooral over de grenzen van hun grondgebied. Daardoor werd de verwijdering steeds grooter en de gemeenschappelijke afstamming minder gevoeld, tot ‘men zich nagenoeg als afzonderlijke stammen ging beschouwen.

Na geruimen tijd onder elkaar krijg gevoerd te hebben, besloten de verschillende stammen, vooral onder den indruk van de onophoudelijke pogingen van de Radja's van Bolaang-Mongondou om het land aan zich te onderwerpen, met ter zijde stelling van onderlinge veeten elkaar bij te staan en met vereende krachten de pogingen van den gemeenschappelijken vijand te verijdelen. Van dat tijdstip af werd het land genoemd Maësa of Minaësa (van ësa = één; één geworden, vereenigd), later gewijzigd in Minahasa.

Na een langdurigen en hardnekkigen oorlog werden de menschen van Bolaang-Mongondou overwonnen en genoodzaakt de Minahasa te verlaten.

Tijdens dezen oorlog moeten de Spanjaarden, door de vroegere Minahasers Tasitjela of Tasikela (afgeleid van Kastela, eene verbastering van Kastilië) zich voor het eerst in deze streken vertoond hebben. De plaats hunner eerste landing, bij de tegenwoordige negorij Kema, werd toen Winaror genoemd. Van hier stevenden zij naar Toempaan-Wenang en wierpen het anker voor de monding der rivier, thans rivier van Menado of Tondano genoemd. Aan deze tweede landingsplaats werd door de Minahasers eveneens de naam Winaror gegeven, in den loop der tijden veranderd in Manaro, Manado en Menado. Aldaar werd door de Spanjaarden eene kleine sterkte gesticht, waar een gedeelte hunner achterbleef. Verschillende pogingen der Spanjaarden om zich ook in de binnenlanden te nestelen, mislukten, ten minste het gelukte hun niet zich daar lang te handhaven; de Minahasische stammen in die bergachtige streken voerden met succes den guerilla-oorlog tegen hen.

De Minahasers, door de menschen van Bolaang-Mongondou en de Spanjaarden bedreigd, riepen daarop de hulp in van de Nederlanders, die zich reeds op Ternate hadden gevestigd. Die hulp werd hun verleend en de Spanjaarden werden weldra uit de geheele Minahasa verdreven. In het jaar 1679 werd het eerste contract gesloten met de „dorpshoofden en gansche gemeente van de landstreek van Menado” door den Gouverneur der Molukken R. Padtbrugge namens den Gouverneur-Generaal Ryckloff van Goens, waarin zij in artikel één verklaarden, „dat zij de Edele Compagnie alleen aannemen en erkennen voor hun wettig eenig en eeuwig opperheer”.

De bevolking der Minahasa is van ouds verdeeld in tal van stammen, waarvan die van Tonsea, van Toemboeloe, van Tompakewa en van Toloër het meest op den voorgrond treden. Deze stammen leven in het algemeen onder een zelfde overgeleverd gewoonterecht (adatkabiasaan), doch op tal van punten verschillen de bepalingen van dit gewoonterecht bij de verschillende deelen der bevolking, wat aanleiding geeft tot eigenaardige moeilijkheden, vooral bij de rechtspraak.

Worden de hoogste hoofden der Minahasers tegenwoordig eerste districtshoofden genoemd, met den titel van Hoekoem-Besar of Majoor, vroeger werd aan het opperhoofd van een stam den titel gegeven van kapala im balak of kapala e walak. Die titel stond volstrekt niet, zooals dikwijls beweerd wordt, in verband met de verplichting tot levering van balken of houtwerken aan de toenmalige O.-I. Compagnie. Het woord balak (walak) is een wezenlijk Minahasisch woord, ontstaan buiten den invloed van eenige Europeesche taal; kapala im balak of kapala e walak, kapala balak beteekent eenvoudig: hoofd van de geslachten of van de families, n.l. van de geslachten of families, die tot één stam behooren.

Ongeveer 70 jaren geleden is de Protestantsche zending hare werkzaamheden in de Minahasa begonnen en met verrassende resultaten, ook door hare talrijke Inlandsche scholen. Er is in de Minahasa een niet onbelangrijke kern van geloovigen, die het waarlijk meenen met hun godsdienst en diensvolgens leven; die onmiskenbaar een gunstigen invloed uitoefenen op het overige deel der bevolking en langzamerhand een Christelijken stempel hebben gedrukt op de geheele Inlandsche maatschappij in die streek. Ook het Bestuur heeft in den loop der tijden veel gedaan voor den vooruitgang en de ontwikkeling der Minahasers, terwijl het door zijne welwillende houding de zending buiten kijf indirect zeer bevorderd heeft; zonder den moreelen steun van het Bestuur zou zij zeker in zoo’n betrekkelijk korten tijd niet zulke vruchten gedragen hebben. De Minahasers kunnen gerust tot de meest beschaafde volken van den Indischen archipel gerekend worden, en ook tot onze trouwste onderdanen. De Minahasa maakt met zijne goede wegen, keurig aangelegde dorpen met nette woningen, de vriendelijkheid der bewoners enz. een aangenamen indruk. De grond is zeer vulkanisch, maar tevens zeer vruchtbaar.

Tot de voornaamste voortbrengselen behooren: rijst, maïs, koffie, kokosnoten en muskaatnoten, terwijl de uitvoer van copra belangrijk is en steeds toeneemt. Overigens staat de landbouw niet op een al te hoogen trap en is die nog voor veel verbetering vatbaar. _

De industrie verkeert nog op vrij lagen trap; men heeft er gebrek aan geschikte timmerlieden, smeden enz. Eene ambachtsschool moet voor de Minahasa dringend noodig genoemd worden.

De voornaamste plaatsen zijn:

in de afdeeling Menado: behalve de hoofdplaats van het gewest, Menado, Tikala, Negriebahroe, Singkil, Maoembi, Kokoleh, Licoepang, Ajermadidi en Kema;

in de afdeeling Tondano: Tondano (afdeelingshoofdplaats aan het meer van dien naam), Kakas, Rembokken, Langowan, Tomohon, Sarongsong, Kakaskassen, Lotta, Ratahan en Liwoetoeng;

in de afdeeling Amoerang: afdeelingshoofdplaats Amoerang (aan de prachtige baai van dien naam), Malikoe, Bitoeng, Toempaan, Sonder, Kolongan-atas, Leilem, Tintjep, Kawangkoan, Lansot, Tompasso, Romoön, Tengah, Pakoe, Koemelemboeai, Motoling, Pontak, Tanawangko, Woloan, Taratara, Tombatoe, Moendoeng.

< >