Gepubliceerd op 20-01-2021

Dammara

betekenis & definitie

Lamb. (Agathis Sausb.) Plantengeslacht van de familie der Araucariaceeën, altijdgroene, groote, harsrijke boomen, met leerachtige, breede, vlakke bladen, aan den grond tot een steel saamgetrokken, meest tweehuizige bloemen en- eivoimige naalden met breed-gevleugelde zaden. Men kent een aantal soorten op de eilanden van den Maleischen archipel, de Philippijnen, de Fidsji-eilanden op Nieuw-Zeeland, en in het n. o. van Nieuw-Holland. D. australis, een fraaie, tot 60 meter hooge boom, met een stam van gewoonlijk ruim 4 m. doorsnede, komt in het genoemde deel van Nieuw-Holland voor en vormt op Nieuw-Zeeland hier en daar uitgestrekten wouden; hij heeft in de volwassen staat een schermvormige, sterk vertakte kroon; stam en takken zijn steeds bedekt met gestolde harskorrels, en onder aan den stam hoopen zich harsklompen van soms meer dan 50 kilogr. op; deze hars en ook die van D. ovafa Mookb. (Nieuw-Caledonië), komt als kaurihars (kauriecopal) in den handel: het hout vertoont veel gelijkenis met dennenhout en wordt voor masten, timmerhout enz. gebruikt. D. orientalis, voorkomende op de Maieischen archipel en op de Philippijnen, is een tot 30 m. hooge boom met pyramidalen kroon, lancetvormige bladen en naalden van 1 d.M. doorsnede, levert een dammer (maleisch: hars), en wel in zulke hoeveelheden, dat vaak de takken met kegels van verscheidene kilogr. zijn bezet; stukken van meer dan 100 kilogr. worden door de rivieren meegevoerd en langs de oevers als rotsachtige massa’s opgehoopt. D. robusta levert een gezocht hout voor meubelen. Enkele D.-soorten worden als sierplanten gekweekt. Zie ook Dammar.

< >