Cottini

betekenis & definitie

De Paddevisschen. Onderfamilie van de familie der Schildwangige visschen, Cataphracti (zie aldaar); twee rugvinnen; de borstvinnen worden nimmer voorafgegaan door vrije stralen ; doorgaans slechts 6 stralen in het kieuwdekselvlies ; altijd minder dan 6 stralen in de buikvin; bij velen is het praeoperculum met stekels gewapend, een doorn aan het onderste oogbeen ontbreekt steeds; de kop is meestal breed en plat, de staart duntoeloopend; de huid is bij velen naakt (geslacht Cottus), bij anderen echter door een pantser van groote schubben of schilden omgeven (geslacht Aspidophorus), bij nog anderen met kleine stekelachtige schubben bezet en zeer ruw (geslacht Platycephalus). 'Over het algemeen zijn de paddevisschen kleiner dan de schildwangigen der onderfamiliën Triglini en Scorpaenini. Eenigen leven in zoet water, als b. v. Cottus góbio, de rivierdonderpad, die over geheel Europa en noordelijk Azië voorkomt en zich bij voorkeur onderin liet water liggende steenen ophoudt; het wijfje legt op dergelijke plaatsen ook haar eieren, het mannetje bewaakt deze, evenals de later daaruit komende jongen, die hij gedurende de eerste weken tegen eiken aanval beschermt. De aanmerkelijk grootere en sterkere Cottus scorpio, de zeedonderpad, benevens Aspidophorus cataphraetus, de harnasman, aldus genoemd naar zijn bekleeding met beenige schilden, bewonen de zeeën van westelijk Europa en komen ook op de kusten van Nederland voor. Verscheidene soorten van het geslacht Cottus, dat ook wel in meerdere ondergeslaehten wordt gesplitst, leven in de wateren van Noord-Amerika, verder eenige nog in het noordelijk deel van den Grooten Oceaan, in de Roode en Indische zee wordt deze groep vertegenwoordigd door verscheidene soorten van het geslacht Platycephalus Bloch, dat in enkele opzichten van de paddevisschen afwijkt en als een overgang tot de onderfamilie der Scorpaenini kan worden beschouwd; de soorten hebben een platgedrukten kop, gewapend met vele stekels; de oogen staan aan de kruin en dicht bij elkander; de onderkaak puilt buiten de bovenkaak uit; de huid is met schubben bekleed; het kieuwdeksel bevat zeven stralen.