Familie van slangen van de onderorde der Gladtandigen, Aglyphodontes, omvattende slangen bij welke de tanden in grootte verschillen: de voorste zijn de kleinste, de achterste de grootste; in dit opzicht doen zich in deze familie nog drie gevallen voor, die als kenmerken van evenzooveel onderfamiliën strekken.
1. Goryphodontina: de tanden nemen van voren naar achteren allengs in grootte toe. Deze groep bevat slechts een enkel geslacht, Coryphodon Ddm., met een aantal amerikaansche en oost-indische slangen, die allen een tamelijke lengte bereiken; de grootste is C. con strictor, 2l/2 meter, Noord-Amerika; allen hebben een ranken vorm en een tamelijk spitsen kop, die iets breeder is dan de hals; de staart loopt uit in een dunne spits.
2 Syncranterina: de tanden staan alle op dezelfde lijn; de achterste zijn langer, doch sluiten onmiddellijk tegen de kleinere. Van de hiertoe behoorende soorten hebben die van het geslacht Leptophis Bell een dun en rank lichaam met een zeer langen grijpstaart, die hare levenswijze op boomen aanduidt; de overige geslachten (Tropidonotus, Coronella en Simotes) bevatten minder rank gebouwde soorten met een middelmatig langen staart; de soorten dezer drie geslachten houden zich op den grond of in het water op. Twee ervan komen ook in Nederland voor, nl de ringslang, Tropidonotus natrix en da kleine zeldzame Coronella laevis; de eerste leeft over geheel Europa tot aan Noorwegen, alsook in noordelijk Afrika; de tweede is tot het midden en zuiden van Europa beperkt; andere zuideuropeesche soorten zifnTropidonotus chersoides en Coronella girundica; de overige talrijke soorten zijn verdeeld over Noord- en ZuidAmerika, Afrika en Azië, noordelijk tot in Japan.
3. Diacranterina: de twee achterste groote tanden in de bovenkaak zijn van de daarvoor staande kleinere door een tusschenruimte gescheiden. Geslachten: Dromicus, Periops, Stegonotus, Zamenis, Liophis, Uromacer, Amphiesma, Relicops, Xenodon, Reterodon. In Europa leven een viertal soorten: Periops hippocrepis en Zamenis viridifLams in zuidelijk en z.w. Europa, Zamenis trabalus en Zamenis dahlii in z.o. Europa; het sterkst is deze groep ver-' tegenwoordigd in Zuid-Amerika; echter ook in Afrika, op de eilanden van den Oost-indischen Archipel en in Japan komen soorten voor; de meesten zijn slechts van middelmatige grootte; Xenodon gigas, de grootste soort, kan ruim twee meter worden. In het algemeen houden zij zich bij voorkeur op den grond op.
Het voedsel van de soorten dezer familie bestaat uit kleine zoogdieren, kikvorschen en andere kruipende dieren; enkelen eten ook visschen.