(chineesch Ko-tsjin-tsing) Fransche kolonie, maakt deel uit van de Indo-chineesche unie, omvat de tusschen 10½° en 17½ ° N.Br. aan de zee gelegen en door de Anameezen Dang-Trong geheeten oostelijke provincie van het rijk Anam; de naam NederCochinchina (la basse Cochinchine) wordt ook wel in het algemeen gebezigd voor de in den lateren tijd door Frankrijk in AchterIndië verworven bezittingen. C. grenst aan Anam of Annam, Kambodsja, de Chineesche zee en de golf van Siam, en beslaat een oppervlakte van 56.900 km2., met 2.252.034 inwoners (1898).
C. bestaat, ten opzichte van de saamstelling des bodems, uit twee zeer verschillende deelen; het zuidelijk deel, van jonge geologische formatie, bevat de bekkens van de rivier Donnaï, van- de Saigon, van de beide rivieren Vaïco, en in het westen van de Mékong en haar delta; dit gedeelte bestaat geheel uit laagvlakten, door talrijke bevaarbare rivieren doorsneden, die dikwijls buiten haar oevers treden en dan, evenals de Nijl in Egypte, een vruchtbaar slib achterlaten; op vele punten verheffen zich zandduinen; de delta is geheel bedekt met rijstvelden, behalve op enkele punten, waar stilstaande poelen voorkomen. Het andere gedeelte bevat de hooger gelegen streken van het arrondissement Bien-Hoa enz., gevuld met heuvelen of kleine bergketens, de secondaire vertakkingen van het groote Indo-chineesche stelsel; hoogste punt de Ba-Dinh, 854 meter; de meeste heuvelen zijn met dichte wouden bedekt; de grond is alleen vruchtbaar langs de rivieren, doch daar ook in hooge mate.
Het klimaat is, evenals dat van alle laaggelegen tropenlanden, voor nog niet geacclimatiseerde europeanen tamelijk ongezond; in het gebied der moesons gelegen, heeft het land gedurende den regenbrengenden zuidwestmoeson (Mei—Oct.) eene tamelijk standvastige temperatuur van 13 tot 19° C.; ten tijde van den drogen noordoostmoeson (Oct.— April) stijgt zij overdag echter soms tot boven 23°, om in den nacht tot 11° te dalen; de hitte is het grootste einde Februari en aanvang Maart; de neerslag is het overvloedigst in Juni; de taifoens der zuid-chineesche zee richten dikwijls groote schade aan.
De fauna sluit zich ten nauwste aan die van Achter-Indië aan; aan roofdieren komen hiertijgers,panters en kleinere katsoorten voor rhinocerossen, olifanten, wilde zwijnen, krokodillen en slangen zijn niet zeldzaam, herten en buffels zeer talrijk; de vogelwereld is zeer verscheiden, evenals de insectenfauna De flora is eenerzijds verwant aan die vanVoorIndië en Birma, anderzijds aan demaleische: zij vormt met die van Anam, Siain en Kambodsja een eigen gebied, dat gekenmerkt wordt door talrijke Clusiaceeën, in het bijzonder Garciniasoorten, doch weinig palmen bevat. Belangrijke delfstoffen zijn nog nergens gevonden.
De bevolking is saamgesteld uit Anameezen, (l3/4 millioen), Kambodsjanen, Chineezen Maleiers en andere Aziaten en een 3000-tal Europeanen, meest Franschen. Het Buddhistneis de heerschende godsdienst; het getal der katholieke inboorlingen bedraagt ongeveer 50.000; de zending heeft haar hoofdzetel te Saïgon. Landbouw (rijst, mais, pataten, indigo, suikerriet, tabak, peper, areca-noten, vanille, bananen, ananassen) en handel (uitvoer van rijst, gedroogde visch, katoen, graan, huiden; invoer van voedingsmiddelen, koloniale waren, dranken, metaalwaren, manufacturen) vormen de hoofdmiddelen van bestaan; de industrie is van weinig beteekenis
Aan het hoofd van het bestuur van C. staat, sinds het dekreet van 29 Oct. 1887 een luitenant-gouverneur (lieutenant-gouverneur), die ondergeschikt is aan den gouverneur van Indo-China; hij wordt bijgestaan door een conseil privé, bestaande uit den bevelhebber der brigade, den kommandant der marine, den hoofdambtenaar van het justitieel beheer, dien van den administratieven dienst, en vijf notabele leden der kolonie, door den gouverneur te benoemen ; verder bestaat er een kolonialen raad. Dit laatste lichaam bestaat uit bij algemeene verkiezingen gekozen leden. De kolonie voert den naam van Territorie en is verdeeld in vier provinciën of circonscriptions : Saïgon (onderverdeeld in de arrondissementen Gia-Dinh, Tay Ninh, Thu-Dau-Mot, Bien-Hoa en Baria) Mytho (arrond. Go-Cong, Tanan, Cholon), Vinh-Long (arrond. Vinh-Long, Bentré, Tro-vinh, Sadec), en Bassac (arrond. Chaudoc, Ha-Tien, Long-Xuyen, Rac-Gia, Cantho of Traon, Soktrang, Bac-Lieu.) Het tot C. behoorend eiland Poeloe-Condorvormtéén afzonderlijk arrondissement, ook de eilandjes der Twee Gebroeders, in de Ohin. zee en de eilandjes in de golf van Siam (Poeloe-Obi, HouRag-Canh, Hou-Tran, Poeloe-Dama en PhouQuoc) worden tot C. gerekend. Elk arrondissement wordt bestuurd door een administrateur, bijgestaan door een arrondissementsraad van notabele inboorlingen. Hoofdplaats is Saïgon.
C. heeft een net van 3000 km. landwegen, die door de kolonie of door de arrondissementen worden onderhouden; de beste en meest gebruikte verkeerswegen zijn echter de rivieren en de vele deze onderling verbindende natuurlijke kanalen; verder bestaat er een spoorweg van Saïgon naar Mytho en een stoomtram van Saïgon naar Cholon.
Geschiedenis. C. was in de vroegste tijden een chineesche vasalstaat, maakte daarna deel uit van het koninkrijk Kambodsja, en werd in 1658 ten deele en in 1720 geheel door Anam onderworpen. Bij den oorlog die Frankrijk in 1858 tegen Anam begon en in 1861 met kracht voortzette, werd op 25 Febr. 1861 de vesting Quin-hoa bij Saïgon door de Franschen genomen, hetgeen de verdrijving der Anameezen uit C. tengevolge had; 12 April daaropvolgende gaf de stad Mytho zich aan de Franschen over, terwijl admiraal Bonald op een krijgstocht van Dec. 1861 tot Maart 1862 de steden Bien-hoa, Longlap (19 Febr.) en Vinhlong (22 Maart) vermeesterde, waarop keizer Tu-duk van Anam gedwongen was het verdrag van Saïgon (5 Juni 186a) te sluiten, waarbij de provinciën Saïgon, Bien-hoa en Mytho aan Frankrijk werden afgestaan; de Franschen, hiermede vasten voet in Achter-Indië gekregen hebbende, begonnen de nieuwverworven kolonie te organiseeren, doch hadden nog langen tijd met opstanden te kampen, die door Kambodsja en Anam in het geheim werden aangemoedigd en gesteund; eerst in 1879 kon het land als gepacificeerd beschouwd en het militair bestuur door een burgerlijk vervangen worden Bij dekreet van 17 Oct. 1887 werd de vereening van C., Kambodsja, Anam en Tonking tot de fransche kolonie Indo-China geproclameerd, waarbij genoemde landen echter hunne administratieve zelfstandigheid behielden.