die sterren welke voor een waarnemingspunt nimmer ondergaan. In bijgaande afbeelding beteekent Z. het Zenith, P. de Noordpool, AA' BB', CC' parellelcirkels, die in den loop van een dag door vaste sterren beschreven worden.
Alle sterren wier parallelcirkel dichter bij de noordpool is dan de cirkel BB', welke in B’ den evenaar raakt, gaan niet onder en zijn derhalve C. Hoe dichter voor een plaats op aarde zenith en pool bij elkander komen zooveel te meer sterren zijn voor zulk eene plaats C., d. w. z. blijven gedurende hunnen geheelen omloop om de pool boven den horizon zichtbaar; aan de pool zelve zijn derhaUe alle sterren C.