L. Cichorei, suikerij, lof, witloof.
Plantengeslacht van de familie der Compositen, met slechts weinige in de noordelijk gematigde zone der oude wereld zeer verbreide soorten, kruiden met rechtopstaanden, vertakten stengel en eind- en okselstandige bloemhoofdjes van meestal lichtblauwe bloemen. De voornaamste soorten van dit geslacht zijn de kweekplanten C. intybus, de gewone cichorei (onderste bladen bochtig-vinspletig, de bovenste lancetvormig met breeden, bijna stengelomvattenden voet, bloemkroon lichtblauw, zelden rosé of wit; kruidachtige overblijvende plant van !/4 tot 1 meter hoog, bloeitijd Juli-Aug.; langs wegen, op hooge gronden en langs rivieren; als moederplant der cichorei veelvuldig gekweekt), en C. endivia, de andijvie (onderste bladen langwerpig, bovenste breed-eirond met hartvormigen voet stengelomvattend, bloemkroon lichtblauw; eenof tweejarige plant, van 1/2 tot 1½ m. hoog, bloeitijd Juli-Aug., veelvuldig als groente gekweekt), zie Andijvie.