pruis. minister, 1778—1849, ging in pruis. staatsdienst en klom bij het financiewezen allengs tot hoogere rangen. In 1815 was hij bijzonder gevolmachtigde bij de verdeeling van de vergoeding van oorlogskosten, die Frankrijk betalen moest.
In 1831 werd hij directeur der koninkl. bank en in 1836 minister van staat, welke betrekking hij tot 1848 bekleedde. R. bestudeerde het geheele pruis. finantiewezen en men is aan hem vele verbeteringen en nuttige instellingen verschuldigd. Na 1848 onttrok hij zich aan den staatsdienst.