nederl. politikus, geb. 19 Sept. 1766 te ’s-Gravenhage, studeerde te Leiden in de medicijnen, vestigde zich in 1792 als doctor in de medicijnen te Nijmegen, werd in 1795 door Gelderland naar de Staatsvergadering afgevaardigd, vertegenwoordigde de Bataafsche republiek in 1798 op het congres te Rastadt, werd omstreeks denzelfden tijd secretaris van het intermediair bestuur van genoemde republiek, einde 1801 minister plenipotentiaris aan het hof van Portugal, en zag zich 11 Nov. 1805 benoemd tot commissaris-generaal, tevens gouverneur-generaal van Bataafsch Indië, benevens luitenant-generaal in dienst der republiek; in gezelschap van zijn mede-commissaris naar Indië vertrokken werd hij evenwel nog voor hij de kolonie bereikte door koning Lodewijk teruggeroepen. In 1823 werd hij lid van het amortisatie-syndicaat, alsmede lid en later voorzitter van het dagelijksch bestuur van dit syndicaat.
G. overl. 16 Mei 1841 te ’s-Hertogenbosch.
