engelsch officier, bijgenaamd de Chineesche Gordon en Gordon Pacha, geb. 28 Jan. 1833 te Woolwich, bezocht de militaire academie aldaar, trad in 1852 in dienst bij het wapen der genie, nam deel aan den oostërschen oorlog en aan het laatste gedeelte van den chineeschen oorlog (1830), bereisde na den vrede van 24 Oct. 1860 een groot deel van het chineesche rijk, en werd, toen Li-Hung-Tsjang, de toenmalige gouverneur van de Kiangprovinciën, den engelschen opperbevelhebber om bijstand verzocht in het beteugelen van den Taiping-opstand, aan het hoofd van een korps gesteld, waarmee hij den opstand volkomen onderdrukte. 1871— 73 was hij engelsch gevolmachtigde in de Donau-commissie te Galatz. In Febr. 1874 aanvaardde hij de opdracht van den onderkoning van Egypte, de door Samuel Baker aangevangen onderwerping van het gebied van den Boven-Nijl tot aan de groote equatoriale meren voort te zetten; hij koos eerst Gondokoro tot zijn hoofdkwartier, vervolgens Ladö, legde een reeks bevestigde posten aan, trad met kracht tegen de slavenhandelaars op, en legde den grond voor de egyptische heerschappij in deze streken.
Nadat hij in 1877 tot pacha en gouverneur-generaal van Soedan was benoemd, trok hij zich terug, was eenigen tijd militaire secretaris van markies van Nipon, onderkoning van Indië, en ging daarop weer naar China, waar hij als adviseur der chineesche regeering een geschil met Rusland tot een vreedzame oplossing bracht. Nauwelijks weer in Engeland teruggekeerd, ging hij als plaatsvervanger van een verhinderden kameraad naar Mauritius. In 1882 kreeg hij het opperbevel over de koloniale troepen in de Kaapkolonie; na weinige maanden evenwel met de regeering dier kolonie in oneenigheid geraakt, nam hij zijn ontslag en keerde in Oct. 1882 naar Engeland terug, bracht een bezoek aan Palestina, en stelde zich in Jan. 1884 op verzoek van de èngelsche regeering opnieuw ter beschikking van den onderkoning van Egypte, die hem naar Khartoem zond, om het egyptisch gezag tegen den Mahdi te handhaven; met zijn onvoldoende middelen niet tegen de zich snel uitbreidende mahdistische beweging opgewassen, werd hij in genoemde stad ingesloten, terwijl het ministerie-Gladstone trots allen aandrang draalde met het toezenden van versterkingen; toen hiertoe eindelijk besloten werd, was het reeds te laat; na een beleg van tien maanden viel Khartoem 26 Jan. 1885 den Mahdi in handen; G. werd door de binnendringende mahdisten omgebracht. In 1888 werd op Trafalgar Square te Londen een gedenkteeken (van Thornycroft) voor hem opgericht. De brieven, dagboeken enz. van G. werden in het licht gegeven onder de navolgende titels: Publications of the Egyptian general staff. Summary of letters and reports from the governor-general (Kairo 1877), Reflections in Palestine (1885), Letters from the Crimea, the Danube and Armenia 1854 to 1858 (uitgegeven door Boulger, 1884), General G.’s private diary of his exploits in China (Lond. 1885), G.
A woman’s memories of hint and his letters to her from the LLoly Land (1885), Letters to the Rev. R. H. Barnes (1885), Letters to his sister, M. A. Gordon (1885), Journals of G. at Kartoum (Lond. 1885), General G.’s last fournal (1885), G.’s diary of the Taiping rebellion (uitgeg. door Hake, 1890).