Gepubliceerd op 17-02-2021

Charles françois gounod

betekenis & definitie

fransch componist, geb. 17 Juni 1818 te Parijs, studeerde 1836—38 aan het conservatorium aldaar, waar Halévy zijn leermeester was in contrapunt en Lesueur in compositie, en behaalde in 1839 met de cantate Ferrand den prix de Rome ; van zijn ital. reis teruggekeerd werd hij organist en kapelmeester aan de kerk der Missions étrangères, in welke betrekking hij drie jaar werkzaam bleef; gedurende dezen tijd componeerde hij tal van kerkelijke liederen, terwijl hij, gedreven door zekere mystieke ideeën die hem zijn geheele verder leven 212 eenigermate bijbleven, een oogenblik het voornemen koesterde in het ordeleven te treden. Zijn eerste opera, Sapho (voor de Opéra, 1851) had geen succes; na Sapho schreef hij eenige uitmuntende koren voor de tragedie „Ulysse”, van Ponsard; vervolgens componeerde hij weer een werk voor de Opéra, la Nonne sanglante (1854); hierop volgden in 1858 le Médecin malgré lui (voor het Théâtre-Lyrique), waarvan het succes volkomen was, en, het volgend jaar, Faust, een opera die niet onmiddellijk op haar juiste waarde werd geschat, doch sinds triomfantelijk de reis om de wereld heeft gedaan; Phïlémon et Baucis (1860, Théâtre Lyrique) werd goed ontvangen, la Reine de Saba (1862, Opéra) was een nieuw echec, hoewel dit werk in Engeland en België veel bijval vond; van Mireille (Théâtre-Lyrique, 1864) kan de eerste acte als een meesterwerk worden aangemerkt; andere opera’s van dit tijdvak zijn la Colomba (1860, gecomponeerd voor Baden-Baden), Roméo et Juliette (1867, als voren, thans even vermaard als Faust); ook schreef hij entr’actes voor een drama van Legouvé: les Deux reines de France, en voor een drama van Jules Barbier: Jeanne d’Arc.

G., wegens den oorlog in 1870 naar Londen gegaan, vanwaar hij in 1875 naar Parijs terugkeerde, besloot zijn carrière in de dramatiek met de navolgende werken: Cinq-Mars (opéracomique, 1877), Polyeucte (opera, 1878), Ie Tribut de Zarnora (opera, 1881), muziek voor de Drames sacrés van Armand Silvestre en Eugène Moreau (1893). G. heeft ook een menigte kunstwerken van anderen aard geleverd: drie symphonieën (la Reine des apôtres enz.), zangstukken (la Sérénade, le Vallon, le Soir, langen tijd zeer in zwang), cantaten van zeer hooge inspiratie, koren, drie oratiën (The rédemption, met engelschen tekst, 1882, Mors et vita, en Tobie), verscheidene missen (Requiem, Jeanne d’Arc, sainte Cécile, Sacré Cœur de Jésus, Angeli Custodes), een Te Deum, een Stabat Mater, een Méditation over het eerste preludium van Bach, motets, liederen, stukken voor piano, w.o. een serie romancen zonder woorden, de algemeen bekende Sept paroles de Christ, koorzangen en missen voor de orpheanisten (Bond van mannenzangvereenigingen te Parijs, waarvan hij 1852—60 directeur was), enz. Hij overl. 18 Oct. 1893 te Saint-Cloud. G. was niet slechts een muzikus van genie, maar tevens een smaakvol en fijngevoelig geletterde en in het algemeen een der superieure geesten zijns tijds. Hij was een hartstochtelijk bewonderaar van Mozart; interessant zijn zijn geschriften: Le Don Juan de Mozart (Parijs 1890) en Mémoires d’un artiste (auto-biographische noten, brieven enz., uitgegeven na zijn dood, 1896).

< >