Schaaldierfamilie van de groep der Kortstaartigen, Brachyura, door De Haan met de Cyclometvp/i vereenigd tot de fam. der Brachygnatha; cephalothorax min of meer vierkant, voorhoofd overhellend ; gewoonlijk slechts zeven kieuwen; de mannelijke voorttelingsorganen openen zich aan het borstschild, tusschen het vijfde pootenpaar; vele der soorten zijn meer land- dan waterdieren als b.v. G-e.carcinus ruricoln, een tot deze familie behoorende krab der West-Indische eilanden en het naburige vasteland van Amerika, houdt zich op in gaten in den grond en komt tegen den avond daaruit te voorschijn om voedsel te zoeken; tegen den tijd dat de jongen geboren zullen worden trekken deze krabben bij groote troepen naar zee; de jonge dieren gaan reeds zeer jong aan land; en verder de soorten van het geslacht Ocypoda, die in de tropische en subtropische streken der oude wereld op zandige plaatsen nabij het strand in holen leven, en zich door een snellen gang onderscheiden al deze landkrabben hebben een sterk gewelfden cephalothorax met zeer ruime kieuwholten, waarin veel water kan worden opgenomen om de kieuwen vochtig te houden; echter schijnen zij ook dampkringslucht in te ademen.
Pinnotheres pisum en Pinnotheres modioli, andere C.-soorten, leven in de schelpen van oesters en mosselen; Pinnotheres veterum bewoont de Middellandsche zee in Pinna-soorten en was reeds oudtijds bekend; Fdbia chilensis houdt haar verblijf in den darm der kleine zee-egelsoort Euryechinus imbecillis, die op de kust van Peru leeft; Telphusa fluviatilis houdt zich op langs de oevers der rivieren van Italië en Griekenland.
