nederl. archeoloog, geb. 22 Jan. 1793 te Den Haag, Waar hij1 zich in 1814 als advokaat vestigde; nadat in 1815 zijn Collectanea litteraria waren verschenen, werd hij in dat jaar benoemd tot hoogleeraar in de gr. en lat. letteren te Harderwijk, en in 1818 tot hoogleeraar in de oudheidkunde te Leiden, waar hij tot zijn dood in 1835 werkzaam was. Het museum van oudheden te Leiden, werd door zijn tusschenkomst en opwekking aanmerkelijk uitgebreid en in overeenstemming gebracht met de eischen der wetenschap.
In het door hem met Westendorp uitgegeven „Oudheidkundig Tijdschrift” en in het „Classieal Journal” van 1823 en 1827 verschenen meerdere opstellen, meest mededeelingen omtrent zijn oudheidkundige onderzoekingen. Tot zijn afzonderlijk uitgegeven geschriften behooren: Epimetrum de quibusdam monumentis cum Pollionis historici conjunctis (Leid. 1820); Korte beschrijving en plan der Bom. bouwvallen, gevonden ter waarschijnlijker plaatse van het Forum Hadriani (Den Haag 1829); en de Lettres d Mr. Ijetronne sur les Papyrus bilingues et Grecs, et sur quelques autres monumens GrécoEgyptiens du Musée d’ Antiquités de V TJniversité de Leide (Leiden 1830, met atlas).
