romeinsch volkstribuun in 376 v. Chr., is de vader van de lex Licinia, die hij eerst na tienjarigen tegenstand kon doen aannemen.
Deze wet bevatte drie voorstellen: 1) betrekkelijk de schulden, strekkende om van de hoofdsom van elke schuldvordering het bedrag der reeds betaalde renten af te trekken en het overige van de ter leen ontvangen som in drie jaarlijksche termijnen te voldoen; de woekerrenten, welke de schuldeischers vorderden en den wettelijken standaard van 81/* ten honderd overtroffen, gaven reden tot dezen maatregel; 2) betrekkelijk den ager publicus, toelating der plebejers tot het in gebruik nemen van den ager publicus en vaststelling van een maximum voor eiken burger: 500 morgen (jugera) en het recht om 100 stuks groot en 500 stuks klein vee naar de weide van den ager publicus te zenden; 3) betrekkelijk het consulaat; er zouden twee consuls zijn, doch één van die twee zou uit de plebejers worden gekozen.