Gepubliceerd op 20-01-2021

Brunswijk (plaats)

betekenis & definitie

1) Kreits van het hertogdom Brunswijk, ruim 543 km.2 groot, 150,000 één stad en 92 landgemeenten; het omvat de districten B, Riddagshausen, Vechelde nn Thedinghausen.

2) B., duitsch Braunschweig, lat. Brunonis Vicus) Hoofd- en residentiestad van het hertogdom B., ligt onder 52° 16' 19” NB. en 10° 32' O.L. van Gr., 7 km. van de noordgrens des lands, 83 m. boven zeespiegel, aan de Ocker, in een vruchtbare vlakte; 120,000 inw.

De stad is in het algemeen zeer onregelmatig gebouwd; zij heeft een 300-tal straten en 17 pleinen; de in de plaats der in 1797 geslechte vestingwerken gekomen met vele nieuwe gebouwen, villa’s enz. versierde promenaden, vooral die tusschen de August- en de Wendenpoort, behooren tot de schoonste van geheel Duitschland; de drukste gedeelten der stad zijn Altstadt-, de Kohl- en de Hagenmarkt, de Bohlweg en de daartusschen gelegen straten; op de Altstadtmarkt een in 1486 aangelegde, in 1847 gerestaureerde prachtige fontein; voor de oude kazerne op het Burgplein het beroemde leeuwenbeeld, dat Heinrich de Leeuw hier in 1866 liet plaatsen, en dat in 1858 vernieuwd is; op de Hagenmarkt een door Howaldt gegoten bronzen standbeeld van Heinrich den Leeuw, gemodeleerd door A. Breymann; op de Lessingsplatz het in 1853 onthulde, door Howaldt gegoten, door Rietschell gemodeleerde standbeeld van Lessing, op de Siegesplatz het in 1881 opgerichte Landes-Siegesdenkmal voor 1870/71 , ontworpen door Breymann, voltooid door Diaz; in de nabijheid van het hoftheater een in 1891 opgericht, door Echtermeyer ontworpen gedenkteeken voor Franz Abt, enz.; onder de 11 groote kerken zijn de merkwaardigste, de door Hendiik den Leeuw van 1173—88 in romaanschcn stijl aangevangen, in 1194 voltooide, in 1881 vernieuwde domkerk (St. Blasius- of Burgkerk), een gewelfde pijlerbasilisk met ruime crypta, met de praalgraven der hertogen van Brunswijk uit liet huis der Welfen (sinds 1681); verder de Martinikerk (1190 voltooid, herhaaldelijk verbrand) de Katharinenkirche, de Brüderkirche en de omstr. 1200 in overgangsstijl aangevangen Andreas-kirche; onder de bouwgewrochten van B. moeten verder vermeld het residentie-slot, tusschen 1831 —36 gebouwd op de plaats van het bij den opstand tegen het wanbestuur van den zg. diamanten-hertog (1830) nedergobrande Grauwe Hof, en na den brand van 1865 bijna geheel nieuw herbouwd; het Altstadt-Raadhuis; de Hofburcht van Heinrich den Leeuw op de Hofplatz, van 1160—60 op de plaats van den ouden burcht Dankwarderodo gebouwd, in de 17,lu eeuw in renaissance-stijl vernieuwd, tot 1873 gebruikt als kazerne, op het einde der 19de eeuw gerestaureerd; de oude Waag, uit de 16l,e eeuw; het gymnasium MartinoKatharineum; de in 1877 voltooide technische hoogeschool, enz. B. is de zetel van het staats-ministerie, van de hertogelijke kamer met de drie sectiën der domeinen, het boschwezen en het mijnwezen, de hoogste rechterlijke colleges, enz. De in 1745 door hertog Karl I gestichte technische hoogeschool werd 1862 in een polytechnische en in 1877 in een hoogeschool herschapen; verder heeft de stad het hertogel. gymnasium Martino-Katharineum, een kweekschool voor onderw. en een voor onderwijzeressen, een drogisten-academie, een doofstommen-instituut, een school voor achterlijke kinderen, een handelsschool, een hoogeschool voor muziek, een school voor de suikerindustrie, enz. De stad heeft industrie (cichorei, tabak, wollen, manufacturen, papier, tapijten, lak, vernis, hoeden, handschoenen, naai-machines, chemicaliën, geestrijke dranken, suiker, bier, enz.) en veel handel; zij ligt aan de spoorlijnen B.-Seesen (67 km.), B.-Wolfenbüttel-Jerxheim (41 km.) B.-Meine (15 km.), en B.-Helmstedt (41 km.); er zijn drie spoorwegstations: Nordbahnhof, Wilhelmithorbahnhof, Staatsbalmhof. Rondom de stad de fraai gelegen dorpen Oelper, Gliesmarode, Querum, Riddagshausen, Melverode.

Volgens een oude overlevering zou de bouw van den burcht Dankwarderode aan den linkeroever der Ocker, in 861, de eerste aanleiding tot het ontstaan van een dorp op het grondgebied van de aan de Ludolfingiërs verwante Brunonen zijn geweest. In oorkonden wordt eerst in 1031 een plaats van den naam Bruneswik, gelegen aan de Ocker, tegenover den genoemden burcht, vermeld; van Hendrik den Leeuw kreeg deze plaats stedelijke rechten en ook vestingwerken; in 1247 werd de stad in het Hanzeverbond opgenomen; onder gedurige veeten van het stedelijk bestuur met de gilden en meermalen ook met zijn hertogen, kreeg de stad door voordeelige vredesverdragen enz. een zekere onafhankelijkheid; bij het verval der Hansa, in de 17dl‘ eeuw,, verviel ook B.; in den 30-jarigen oorlog horhaaldolijk gebrandschat (door Tilly, Pappenheim en anderen) geraakte de stad zwaar in schulden, hetgeen een ongunstige verstandhouding tusschen raad en burgerij deed ontstaan. Hertog Rudolf August maakte in 1671 van deze verhouding gebruik om onder bijstand der overige Brunswijkscho liniën (zie Brunswijk-hertogdom) de stad aan zich te onderwerpen; sinds 1753 was zij de residentie der hertogen van Brunswijk; onder dewestfaalsche heerschappij (1806—13) was zij tweede residentiestad van dit koninkrijk; sinds 1885 is zij residentie van den regent, prins Albrecht van Pruisen.

< >