(fransch Bruges). Hoofdstad der belgische prov.
West-Vlaanderen, 15 km. van de Noordzee, in een vruchtbare vlakte, aan de spoorlijnen Brussel-Ostende, B.-Kortrijk (52 km.), B.-Eecloo-Gent (48 km.) onB.-Sluis; zetel eens bisschops, diocese-seminarie, vele religieuze congregaties, koninklijk atheneum, bisschoppelijk college, gemeentelijke academie van schoone kunsten, muziekschool; voorn. bouwwerken: het spoorwegstation, de vierhoekige hal op de Groote Markt, met een 107 m. hoogen toren en beroemd klokkenspel, een gotisch stadhuis, paleis van justitie, kathedraal, meerdere kerken; 49.000 ïnw.
