hertog van Conegliano, maarschalk van Frankrijk, geb. 31 Juli 1754 te Moncey bij Besançon, trad 1769 in het leger, kreeg 1793 het bevel over het bataillon cantabrische jagers, werd 1794 brigade- en divisiegeneraal; 1794 onderwierp hij geheel Biscaye en sloot den wapenstilstand van San Sébastian, die gevolgd werd door den vrede van Bazel. In Sept. 1796 kreeg hij het commando over de 11de, en 1799 van Napoleon, dien hij 18 Brumaire (9 Nov. 1799) ondersteunde, dat over de 15de militaire divisie (Lyon).
In den veldtocht van 1800 onderscheidde hij zich bij Marengo en Roveredo, kreeg 1804 den maarschalksstaf en 1805 den titel van hertog van Conegliano; 1808 commandeerde hij een korps in Spanje, nam Pamplona, trok met Murat Madrid binnen, poogde tevergeefs Valencia te bestormen en dekte den terugtocht van koning Jozef. Later viel hij met twee korpsen Saragossa aan, doch werd weldra afgezet.Wijl hij zich tegen de politiek des keizers verzette, belastte deze hem in de veldtochten van 1812 en 1813 alleen met de inspectie over de reservetroepen. Eerst 8 Jan. 1814 werd M. tot generaal-majoor en tweede bevelhebber der parijsche nationale garde benoemd; na het afdanken van den keizer keerde hij zich tot Lodewijk XVIII, die hem tot pair verhief; daar hij weigerde, den krijgsraad over Ney te presideer en, verloor hij zijn waardigheden en ambten met de tweede Restauratie en werd 1815 drie maanden op het slot Ham gevangen gehouden. In 1817 gaf de koning hem de waardigheid van pair terug en benoemde hem 1820 tot commandant der 9de militaire divisie. In den spaanschen veldtocht van 1823 commandeerde hij het 4de legerkorps in Catalonië tegen Mina, dien hij dwong te capituleeren; 1833 werd hij gouverneur van het Invalidenhuis te Parijs en overl. 20 April 1842.