Rijkje in de residentie Menado, strekt zich uit over de geheele breedte van het noordelijk schiereiland, grenst ten n. en n.o. aan de Minahassa, ten w. aan het rijkje Bolang Oeki, overigens aan de zee van Celebes en aan de Moluksche zee, wordt bestuurd door een vorst met den titel van radja of datoe, die door de hoofden mag worden gekozen, doch door den resident van Menado moet worden bevestigd; hij zetelt te Kotabangon, gelegen in het midden van het landschap. Het land stijgt van uit zee langzaam op tot een door hooge bergen omgeven hoogvlakte, waarop vele negorijen verspreid zijn, waarin zich het meerendeel der bevolking van B. ophoudt; van de omringende bergen, waaronder de Sia, de Ambang, de Toedoemolantoen, de Monto en de Awana de hoogste zijn, dalen meerdere kleine riviertjes naar de hoogvlakte af.
Het rijkje is verdeeld in de vier afdeelingen Kotaboena, Pasi, Lolajan en Bolang. De bevolking splitst zich in het volk (nonob) en den adel (bangsa). Het rijkje heeft zelfbestuur en betaalt in den vorm van een hoofdelijke belasting een zekeren cijns aan het gouvernement van Nederlandsch-Indië.