Gepubliceerd op 20-01-2021

Boerenoorlog

betekenis & definitie

Aldus noemt men in de algemeene geschiedenis den tegen adel en geestelijkheid gerichten opstand, die in 1524 in Duitschland onder de lijfeigenen of aan den grond verbonden boeren uitbrak, en zich over een groot deel van Duitschland verspreidde. De sporen van den opstand vertoonden zich het eerst (einde Juni) in het landgraafschap Stühlingen, waar de boeren door Sigismond II met zijn gemalin en freules bij hun jachtvermaken gedwongen werden ongeveer als jachthonden dienst te doen.

De uitbarsting was echter door de gebeurtenissen der onmiddellijk daaraan voorafgegane halve eeuw als voorbereid; door de groote ontdekkingen van dat tijdvak hadden handel en industrie zich in ongekende mate ontwikkeld; de welvaart en macht der grootere steden of centra van bevolking namen snel toe; de grootere en kleinere vorsten, met hun nasleep, den adel, zagen hun macht verminderen en verzwakken, naarmate macht in het algemeen minder afhankelijk werd van soldaten, klinkende namen en krijgsbedrijven, en meer naar de zijde van het intellect en het geld overhelde. Om zich tegen de verschijnselen der nieuwere tijden te handhaven, hadden de vorsten en de adel geld noodig, en deden dit opbrengen door de boeren, het eenige element der bevolking dat hulpeloos en onmachtig tot verweer tegenover hen stond; het geheele maatschappelijk stelsel dier dagen doet zich derhalve voor als in staat van ontbinding verkeerende; en de boerenoorlog verschijnt als de eerste groote uitbarsting van den strijd op leven en dood tusschen het oude en het nieuwe, als „het profetische voorbereidingswerk der nieuwe wereldgeschiedenis.“ De oorzaak van den B. lag in de staatkunde, niet in den godsdienst. Van uit Stühlingen verbreidde de beweging zich ongelooflijk snel naar Bondorf, Ématingen, Berthmatingen en andere plaatsen; in Juli werd een proclamatie uitgevaardigd, waarbij de opgestanen verklaarden, dat zij niet meer aan den adel, maar alleen aan den keizer gehoorzamen wilden; men trok, omstreekt 1200 man sterk, met zwartrood-geel gekleurde vaandels naar Waldshut, en stelde zich schriftelijk en door renboden in verbinding met de klassegenooten in de naburige steden; overal lieten de boeren afkondigen: dat zij hunne heeren niet meer wilden gehoorzamen, noch onbetaalde of afgedwongen diensten voor hen verrichten, dat zij alleen den keizer wilden dienen, en hem wel schatting wilden betalen, maar dac hij niet moest trachten meer van hen te verkrijgen dan zij vermochten op te brengen, dat zij eindelijk alle kasteelen en kloosters, en al wat den naam van adellijk of geestelijk droeg, wilden vernielen. Daar er te dien tijde geen staande legers en evenmin een geregeld bestuur van ambtenaren bestonden, bleven de opgestanen 8 maanden lang meester van het land, dat zij plunderend en verwoestend afliepen. Zij vormden een ongedisciplineerden troep, en waren slecht of in het geheel niet gewapend; waarschijnlijk zou de geheele beweging, als niet meer dan een opvlamming van het verzet der massa, spoedig verloopenzijn; doch dweepzuchtige predikers hielden de geestdrift gaande ; de ridderschap liet hen echter uitrazen, om op het eerste teeken van vermoeienis toe te snellen ende beweging neer te drukken. Van tijd tot tijd werden onderhandelingen aangevangen waarbij men, zonder stellige concessies of beloften te doen, zich hield alsof men allerlei punten genegen was in te willigen.

De boeren vatten hun eischen saam in zestien artikelen, waaruit blijkt, dat zij niets meer verlangden dan wat de duitsche boerenstand thans grootendeels verkregen heeft, met uitzondering van slechts enkele zeer achterlijke landen, als MecklenburgSchwerin; hunne eischen nl. kwamen op het volgende neer: zij wilden niet langer van hun arbeid worden gehaald om de adellijk heeren te beschermen of dienst te doen bij hun jachtvermaken; water en vogelen moesten vrij zijn; hunne honden moesten vrijelijk mogen rondloopen; het moest hun vergund zijn wapens te dragen; zij moesten het recht hebben zich tegen de adellijke jagers en hunne boschwachters enz. te handhaven; afschaffing van het mest-rijden voor de heeren, evenals van het onbetaald maaien, hakken, hooien enz.; niemand die een borg zou kunnen en willen stellen, dat hij in rechten verschijnen zou, moest meer in torens en blokken gesloten mogen worden; cijns noch schatting of eenige belasting onder welken naam en welk voorwendsel ook, zouden meer betaald worden, zoo ze niet als billijk en rechtmatig waren erkend; bouwkoren zou niet meer gegeven, vroondiensten niet meer verricht worden ; niemand zou meer gestraft mogen worden, die zonder toestemming van den heer in het huwelijk was getreden; wanneer iemand zelfmoord had gepleegd, zouden zijn goederen aan zijn natuurlijke erfgenamen, niet meer aan de heeren vervallen; het recht van geldheffing bij vertrek of verblijf moest worden afgeschaft; niemand moest zonder goede bewijzen voor een misdrijf gestraft mogen worden. Zoo min het Zwabisch verbond, toenmaals in Duitschland de eenige uitvoerende macht, als aartshertog Ferdinand, de broeder des keizers, en de machtigste der Zwabische landheeren, waren in den beginne bij machte krachtige maatregelen tot demping van den opstand te nemen. De boeren handhaafden daarom nog in Febr. 1525 hun woeste onafhankelijkheid, hoewel genoemde aartshertog het bevel had uitgevaardigd, om té vuur en te zwaard tegen hen te werk te gaan en hen als verscheurende dieren te verdelgen. George Truchsess van Waldburg en eenige andere heeren aarzelden niet dit bevel uit te voeren, hetgeen echter slechts uitwerkte dat de boeren tot weerwraak opgehitst werden. Omstreeks dezen tijd begaf zich de verjaagde Ulrik van Württenberg naar Zwaben, tot nog toe het hoofdtooneel van den opstand, om zich voor zijne oogmerken van de boeren te bedienen, en met hunne hulp zijn land weder aan de Oostenrijkers te ontrukken; deze poging mislukte echter. Door de prediking van Thomas Munzer en Hubmayer veranderde de beweging snel van karakter en begon zich naar het mystische te richten.

De eisch der 16 artikelen werd veranderd in een eisch van 12 artikelen (Maart 1525). die in hoofdzaak nog wel de oude verlangens behelsden en op de fnuiking van de gewelddadige aanmatiging der hoogere standen jegens de lagere gericht waren, doch geheel in bijbelstijl opgesteld en met schriftplaatsen versterkt waren; het eerste artikel b.v. eischte dat het in de kerk gebrachte evangelie ook den grondslag van den staat zou uitmaken; het bedoelde artikel luidt: „het evangelie is geen oorzaak van opstand, of oproeren, naardien het een openbaring is van Christus, den beloofden Messias, wiens woord en leven niets dan liefde, vrede, geduld en eensgezindheid leert (Rom. 2), zoodanig dat allen, die in dezen Christus gelooven, liefderijk, vreedzaam, geduldig en eensgezind worden, gelijk ook de grondslag van alle artikelen der boeren daarheen gericht is, om het evangelie te hooren en in overeenstemming met het evangelie te leven,“ enz. Een omstreeks dezen tijd verspreid manifest, den z.g. artikelbrief, van Munzer, was echter in geheel anderen geest gesteld, en de opstand bleef zich uitbreiden. Het z.g. rijksbestuur, dat te Esslinger zetelde, vaardigde tevergeefs edicten uit. Ten slotte zond het Zwabisch verbond een leger tegen hen af, onder George van Fundsberg en George van Waldburg; de boeren waren in drie hoopen gelegerd, nl. bij Biberach, in de Allgau en aan de Bodensee, en werden overal verslagen; het leger van George van Waldburg tastte eerst een troep van zes 1a zevenduizend man, die zich in de streken van den Donau ophielden a :n, en bij Elchingen en bij Leipheim voor een groot deel werden neergehouwen; de gevangenen vielen ten offer aan de martelende lijfstrafrechtspleging; vervolgens trok genoemde veldheer tegen de bij Wurzach gelegerde boeren op; doch terwijl hij de Allgau en de streken van de Bodensee van boeren zuiverde, zakten andere hoopen naar het tooneel der eerste nederlaag af, waar de daar woonachtige klassegenooten gemeene zaak met hen maakten, waarop in het Odenwald en Neckardal uit weerwraak geheele streken werden verwoest; kloosters en kasteelen gingen in vlammen op, de adellijken en geestelijken die in handen der boeren vielen werden op de gruwzaamste wijzen om het leven gebracht, al hetgeen weer gevolgd werd door nieuwe wraakoefeningen van de zijde des adels. 16 April 1525 werd Weinsberg door de boeren stormenderhand, doch onder verstandhouding met de burgerij dier stad, genomen; al de aanzienlijken die in de stad gevonden werden, waaronder de graaf van Helfenstein, werden gedood, met al hun ridders. De opstand verspreidde zich nu over geheel Württemberg; het rijksbestuur achtte zich te Esslingen niet meer veilig, de stad Stuttgart liep elken dag gevaar den opstandelingen in handen te vallen, tot einde April van Waldburg, na in de bovenlanden en rondom de Bodensee den opstand door een verdrag te hebben gedempt, met zijn leger naar Württemberg kwam, juist toen de boeren zich van zwaar geschut hadden verzekerd, en meerdere ridders en hoofdlieden naar hunne zijde overliepen. Het leger der boeren trok zich bij Böblingen saam, en tusschen deze stad en Sindelfingen kwam het op 11 Mei tot een waren veldslag, die lang onbeslist bleef, doch door het gedrag der stad Böblingen ten nadeele der boeren eindigde.

Onderwijl alsnu in Opper-Zwaben en Württemberg de opstand met alle kracht onderdrukt werd, sloten de boeren van het Neckardal en van het Odenwald zich bij den frankischen opstand aan, door welke meer een bepaald doel beoogd, een wezenlijk nieuwe staatsregeling ontworpen en Heilbronn tot hoofdplaats van de demokratie van zuidwestelijk Duitschland aangewezen werd; intusschen kon dit plan niet worden uitgevoerd, daar de zwabische bondstroepen dadelijk versterkt werd met al degenen die iets van de vestiging eener boerenrepubliek te vreezen hadden; de boeren hadden juist in de door hen veroverde stad Wurzburg een permanente raadsvergadering gevestigd, toen van Waldburg zich met de legers der keurvorsten Richard van Trier en Lodewijk van den Pfalz en met de troepen van hertog Otto van Beieren en den bisschop van Wurzburg vereenigde, en met deze krijgsmacht den boeren op 2 Juni 1525 bij Königshofen een geduchte nederlaag toebracht en Wurzburg ontzette; alle gevangenen werden ter dood gebracht. Omstreeks denzelfden tijd begon de in Lotharingen regeerende familie Cruise aldaar op vreeselijke wijze te woeden tegen de boeren, die aan het verbond der demokraten in Rijn- en Frankenland hadden deelgenomen, of van wie vermoed werd dat zij de zaak van dat verbond toegedaan waren; hertog Antoine en zijn broeder Claudius van Guise overvielen voorts het hoofdleger heiboeren, dat bij Elzas-Zabern gelegerd was, versloegen dit, dreven het uiteen, sabelden alles neder, en verwoestten de stad Zabern, met inbegrip van het bisschoppelijk paleis aldaar. De bij Pfeddersheim vereenigde boeren werden door Richard van Trier en Ludwig van den Pfalz verslagen; in de deelen van Zwitserland, Freiburg, Bazel, enz. die aan den opstand deelnamen, werd deze deels mede in bloed gesmoord, deels door verdragen en beloften in der minne geschikt. In de overige in den opstand begrepen streken ging het evenzoo, vooral toen Luther in hartstochtelijke taal bij de vorsten op het nemen van gewelddadige maatregelen aandrong, naar aanleiding van de vorderingen der boeren in de streken tusschen Saaie, Weser en Elbe en van den verschrikkelijken tocht van het boerenhoofd Pfeiffer in het Eichsfeldsche en de plundering van Erfurt. Hoewel de boeren van de Bodensee tot aan Noord-Duitschland opgestaan waren, konden zij door hun ongeoefendheid en gebrek aan leiding zich nergens tegen een geordende poging handhaven; overal leden zij de nederlaag, tot ten slotte bij en in Frankenhausen in het gebied van Schwarzburg-Sondershausen waar achtduizend boeren het leven lieten, hun macht voor goed werd gebroken; hier verloren zij ook hun voornaamsten aanvoerder, Munzer, die gevangen genomen en ter dood gebracht werd; de laatste groote slachting had plaats te Mühlhausen. Langzamerhand keerde alles tot het oude terug. Het element, dat in dezen oorlog een der drijvende krachten was geweest, en dat men naar een uiterlijk kenteeken gewoonlijk met den collectiefnaam wederdoopers aanduidt, bleef echter in het geheim voortwerken en is als de kweeker der communistische ideeën der nieuwere geschiedenis te beschouwen.

< >