Gepubliceerd op 20-01-2021

Bioedserumtherapie

betekenis & definitie

Het gebruiken van bloedserum (zie Bloed) voor geneeskundige doeleinden. De ervaring heeft geleerd dat het bloedserum van voor een bepaalde besmettelijke ziekte geen aanleg bezittende of op een of andere wijze tegen die ziekte bestand gemaakte individuen, het vermogen bezit ook andere individuen voor die ziekte onvatbaar te maken, indien het door inspuiting onder de huid in hun organisme wordt gebracht.

Vooral geldt dit van het bloedserum van juist van een ziekte herstelden. Ben mensch kan b.v. door eenig bloedserum, ontnomen aan een juist genezen choleralijder, voor eenigen tijd tegen de cholerabesmetting bestand gemaakt worden, hetgeen men immuniteit noemt. Op dit feit berust de B., een deel der medische wetenschap dat heden nog als in zijn geboorte kan worden beschouwd, en welke niet alleen een individu tegen besmetting zoekt te beschermen, maar ook reeds aangetasten te genezen. Op dezen grond onderscheidt men beschermend serum en geneeskrachtig of heilserum. Hoe grooter de beschermende kracht van een serum is, des te kleiner moet de toegediende dosis zijn, en een der grootste moeilijkheden dezer geneesmethode bestaat in het juist bepalen van de kracht van bloedserum in een gegeven geval. Ter verkrijging van het bloedserum neemt men meest zijn toevlucht tot de dieren, liefst tot groote dieren en tot zulke die voor een bepaalde ziekte een groote mate van vatbaarheid bezitten; te dezen opzichte geldt de wet: hoe grooter de aanleg van een dier voor een besmettelijke ziekte is, des te grooter is de kracht van het verkregen serum.

Heilserum tegen tetanus levert het paard, tegen diphtheritis het schaap. Met spuit b.v. een schaap zoolang met verzwakte diphterie-bacillen (zie Bacteriën) in, tot de vatbaarheid van het dier voor deze ziekte verstompt is; daarna onttrekt men het dier bloed, scheidt hiervan het serum af, en spuit hiermede lijders aan diphtheritis in. De B. vereischt een ontzaglijk geduld en gaf tot heden over het geheel nog slechts twijfelachtige uitkomsten; voor elk ziektegeval moet een bijzonder heilserum worden gewonnen; men weet nog weinig omtrent den tijd dat het serum van een immun gemaakt dier zijn beschermende kracht behoudt; het is nog onbekend of elk serum, van een genezen choleralijder b.v., de eigenschap bezit een ander individu den toestand van immuniteit mede te deelén, of dat hierbij zich ook individueele eigenschappen doen gelden. De gronden en uitgestrektheid der immuniteit zijn vooral door Koch, Bering, Ehrlich, Büchner onderzocht: het lichaam vermag onder de inwerking der betrokken infectieziekte stoffen voort te brengen, welke de smetstof tegenwerken; deze tegenwerking kan een dubbele zijn: bacteriedoodend (bactericide werking), waarbij zij de bacteriën zelf aantast en doodt, en smetstofdoodende (antitoxische werking), waarbij de door de bacteriën voortgebrachte smetstof (toxine, toxalbumine) wordt vernietigd; verkrijgt de bactericide en antitoxische werking de overhand over de bacteriën en hunne producten, zoo treedt genezing in.

< >