Gepubliceerd op 20-01-2021

Bhotan

betekenis & definitie

of Bhutan. Onafhankelijke staat langs de zuidhelling van het Himalayagebergte, tusschen 26° 45' en 28” N.B. en 89— 92° 0.

L. v. Gr., ten noorden door den Himalaya van Tibet gescheiden en in het zuiden grenzende aan de provincie Assam; B. is een alpenland, met enkele alleenstaande bergen van over 5000 m., terwijl de kamlinie van het oostelijkst deel van den Himalaya hier toppen van 7-8000 meter bezit Een aantal rivieren, alle zijrivieren van den Brahmapoetra, als de Manas, met de Koeroe-tsjoe en Mali-tjsoe, de Sankosj, de Raidak met de Ma-tsjoe, doorloopen B. van het noorden naar het zuiden. Het land is rijk aan dichte wouden, overigens goed bebouwd. De bevolking wordt op 200.000 zielen geschat (1896). Aan het hoofd van het rijk van B. staat de Dharma-Radja, die, evenals de Dalaï-Lama in Tibet, voor een incarnatie van Buddha geldt; deze waardigheid is erfelijk; de wereldlijke macht berust bij een telkens voor drie jaren gekozen Deb-Radja, of wereldlijken gebieder; de eerste radja wordt bijgestaan door een geestelijken Raad van 12 Murk, de tweede door een wereldlijken Raad van 6 Ziinp, die een permanenten ministerraad vormen Onder den wereldlijken gebieder staan 2 stadhouders, waarvan de eene het land ten westen der Sankorivier, de andere het land oostelijk van die rivier bestuurt; onder eiken stadhouder staan 6 districts-kommissarissen. Gedurende den winter resideeren de beide radja’s te Panakha of Punakha, dat 1222 meter boven de oppervlakte der zee gelegen is, en des zomers te Tasichozong, hetwelk onder 27° 30' KB. en 89° 22’ O.

L. van Gr. en 2225 meter boven zeeoppervlak gelegen is en door hooge bergen omgeven wordt. Andere plaatsen in dit land zijn Paro en Tongsoe. De bewoners van het oostelijkst deel van B, de Towang-Bothia, zijn niet aan de heerschappij der beide radja’s onderworpen; zij drijven een belangrijken handel op Tibet en op Assan, vooral in wolproducten en bergpaarden. De Engelschen kwamen eerst in 1772 met Bliotan in nadere betrekking, toen dit rijk in genoemd jaar het zuidelijk gelegen grensland Kotsj-Bihar bezette. De radja van Kotsj-Bihar riep engelsche hulp in, en de Bhot werden verdreven, waarna op 25 April 1774 een vrede gesloten werd tusschen den engelschen goeverneur Warren Hastings en den radja van B. In 1826, na de annexatie van Assam, gaf Bhotan andermaal reden tot ontevredenheid; gedurig deden stroopende benden invallen in Assam en ten slotte werd van engelsche zijde tot een krachtig optreden besloten; in 1840 werden de zeven van B. naar de districten Kamrup en Darrang der provincie Assam voerende passen, de z.g.

Assam-Dwar, bezet. In 1863 werden de engelsche gezanten te Panakha smadelijk bejegend en zelfs gevangen gezet, waarvan een niet in elk opzicht voor Engeland gelukkigen oorlog het gevolg was, die met den vrede van 11 Nov. 1865 eindigde; de Engelsche behielden de Assam-Dwar, tegen betaling van 35000 gulden, later van 70.000 gulden, per jaar; B. verbond zich de roof-invallen in Assan te beletten; de beide grenspositiën Baxa en Diwangiri bleven als onderpand van den vrede in handen der Engelschen. De zuidgrens werd in 1872-73 bepaald, in dier voege dat beide laatstgenoemde versterkte plaatsen op engelsch gebied kwamen te liggen; de Assam-Dwar werden daarentegen weer aan B. afgestaan.

< >