(grieksch peritome, lat. circumcisio, hebr. mila). Het bij verscheidene volkeren (Israëlieten, Kopten, Abyssiniërs, Mohamedanen) nog heerschende gebruik om bij de mannen de voorhuid van het mannelijk lid weg te nemen of in te snijden.
De bewerking der B., die voor kinderen over het geheel ongevaarlijk schijnt, doch bij volwassenen langdurige wondkoortsen kan veroorzaken, geschiedt bij de Israëlieten met allerlei ceremonieel, en wordt hetzij tehuis, hetzij in de synagoge volbracht. Bij kinderen van het mannelijk geslacht bestaat zij in het blootleggen van den eikel (glans penis) door het wegnemen der voorhuid; de peetvader houdt het kind vast, en degene die met de operatie belast is, klemt de voorhuid tusschen oen instrument of tusschen twee vingers, snijdt onder het uitspreken van een dankzegging de voorhuid weg, verscheurt met zijn nagel het blootkomende vliesje, strooit over de wond een bloedstelpend poeder, en besluit de plechtigheid met gebeden voor het kind en voor de ouders. In Egypte, Ethiopië, in Mohamedaansche landen, ook hier en daar onder de Javanen enz. in den Nederl. archipel, strekt zich de besnijdenis ook uit over kinderen van het vrouwelijk geslacht; zij bestaat bij deze in het wegnemen van de voorhuid der clitoris ; soms wordt ook dit lichaamsdeel zelf weggenomen, een enkele maal ook de labia minora Het schijnt dat de B. bij de Egyptenaren is ontstaan, en dat de Israëlieten ze van deze hebben overgenomen (Genesis 17: 10—14). Vruchteloos heeft men gezocht naar een bepaalde aanleiding tot het ontstaan van dit gebruik, dat onder de Israëlieten als het symbool van het door God met Abraham gesloten verbond (Gen. 24: 4) geldt. De christelijke kerk, waarbij de besnijdenis door den doop is vervangen, herdenkt de besnijdenis van Christus op 1 Januari