saksisch staatsman en sterrenkundige, 11 Juni 1779 te Altenburg geboren, studeerde te Leipzig in de rechten en wiskunde, werd in 1808 directeur der sterrenwacht op den Seeberg bij Gotha. In 1817 trad hij in staatsbetrekking, en werd in 1820 geheimraad en minister in Saksen-Gotha, waar hij gedurende de regeering van hertog Frederik IV met omzichtigheid en nauwgezetheid de zaken leidde.
Na diens dood bekleedde hij meerdere staatsbetrekkingen, ging toen in koninkl. saksischen dienst over en werd in 1830 minister van het kabinet, in 1831 minister van binnenlandsche zaken en in 1834 president van het ministerie, zonder portefeuille. In 1843 nam hij zijn ontslag uit den staatsdienst, teneinde zich verder aan de studie te kunnen wijden. Hij overleed 12 Mei 1854 te Altenburg. Onder de duitsche sterrenkundigen neemt L. eene eervolle plaats in. Tot zijn wetenschappelijken arbeid behooren: Tables barométriques pour faciliter le calcul des nivellements et des mesures des hauteurs par le barometre (1809), Tabulac Veneris, Tabulae Martis, Investigatio nova orbitae a Mercurio circa solem descriptae (1813), Geschichte der Stemkunde im er sten Jahrzehnt des 19. Jahrh. Ook zette hij de Monatliche Correspondent der Erd- und Himmelskunde (1807—14) van Zach voort en gaf met Bohnenberger het Zeitschrift für Astronomie und verwandte Wissenschaften (6 dln. 1815—18) uit.