(gr. Boiotia, nieuwgr.
Viotia) Landschap van Midden-Griekenland, ten noorden begrensd door het gebied der Opuntische Locriërs, ten w. door Phocis, ten z. door den Corinthischen zeeboezem, Megaris en Attica, ten n.o. door de Eubeïsche zee. Het noordwestelijk deel is een door bergen ingesloten bekken, het zuidoostelijk deel een door een menigte riviertjes doorsneden vruchtbare vlakte; onder dez eriviertjes, die geen geregelde uitwateringen hebben, maar meest alle in afgronden (Katabothren) verdwijnen, is de Kephisos de voornaamste; daar deze afgronden niet altijd al het aangevoerde water kunnen verzwelgen, heeft zich een ondiep meerbekken gevormd, het meer Kopais, welks waterstand sterk wisselt, en dat des winters geheele streken onder water zet, die des zomers droogliggen en bebouwd worden; genoemd meer is weinig meer dan een groot moeras, dat op het klimaat van den omtrek een zeer ongunstigen invloed uitoefent en met zijn giftige dampen allerlei ziekten kweekt, terwijl liet de lucht dik en zwaar maakt De laagvlakte wordt in het z.w. van de golf van Corinthe gescheiden door het Helicon-gebergte, in het n o van de Eubeïsche zee door een langgestrekt bergland, dat met geen algemeenen naam wordt aangeduid en uit de voortzetting van den Knemis (Teumessos, Hypaton, Messapion, Ptoon enz.) bestaat; in het z. wordt zij afgesloten door een heuvelketen, waarop de oude hoofdstad des lands, Thebe ligt, en die het Kopaisbekken scheidt van het zuidelijkst deel van het land, de vlakte van de rivier Asopos, aan wier westrand voorheen de stad Plataeae lag.De oudste bewoners van B. behoorden tot den Pelasgisehen volksstam; later werden deze verdreven of onderworpen door de Beotiërs, een uit Thessalië verhuisden aeolischen volksstam, die het land weldra hun naarn gaven. Bij de Atheners golden de welvarende, landbouwende Beotiërs voor „eerlijke, goedmoedige, domme menschen, verzot op veel en lekker eten”. Evenwel leverde B. vele uitstekende mannen op, als Epaminondas, Pelopidas, Hesiodus, Pindarus, Plutarchus enz Waarschijnlijk vormden de veertien steden, die het telde, wier namen echter niet allen bekend zijn, een verbond van kleine, zelfstandige republieken, onder de hegemonie van Thebe, terwijl do kleinere steden zich bij de grootere aansloten. De hoofden der afzonderlijk vrije steden heetten beotarchen; deze hadden de leiding van de belangen van het verbond. Thebe werd bestuurd door twee beotarchen. De regeeringsvorm was eene op gelijkheid van allen voor den wet berustende oligarchie, die op het einde van den Peloponnesischen oorlog democratisch werd.
De voornaamste zelfstandige bondssteden waren Orchomenus, na den slagbij Leuctra, 371 v. Chr., door de Thebanen verwoest; Heliartus, eene overoude stad aan het meer Kopais. door Xerxes verwoest, en later nogmaals door de Romeinen, Coronea, Lebadea, Thebae, de hoofdstad des lands, Thespiae, aan de oostelijke helling van den Helicon, Tanagra. aan den linkeroever des Rsopus, en Anthedon. De eigenlijke historische rol van B. cegint in de 5de eeuw voor Christus. Thebe werd eerst, de bondgenoot van Perzië tegen de Grieken, die het bij Plataeae bestreed, vervolgens van Sparta tegen Athene, zijn erfvijand, en kampte voorts met Sparta, om de hegonomio, die het voor een oogenblik verkreeg door de overwinningen van Epaminondas bij Leuctra en bij Mantinea (Juni 362) waar zijn grootste veldheer sneuvelde; de heerschzucht der Macedonische vorsten werd ook Thebe noodlottig; Philippus beroofde het van zijn onafhankelijkheid, Alexander maakte het met den grond gelijk (335). Sinds onderging B. het lot van het overig Griekenl. onderbet juk der Macedoniërs, vervolgens der Romeinen, ten slotte der Turken
In het tegenwoordige koninkrijk Griekenland vormt B. een deel van het nomos Attikoviotias (Attica en Beotië, zie Attica); het is verdeeld in twee eparchiën of districten, een oostelijk met Thebe, een westelijk met Livadia tot hoofdplaats, met tezamen ongeveer 50,000 inw. De bevolking van het oostelijk district is van albaneesche afkomst en houdt zich bezig met land- en wijnbouw en in de streken van het Helicongebergte met veeteelt. In de heuvelen bij Thebe wordt meerschuim gevonden.