Gepubliceerd op 20-01-2021

Benda

betekenis & definitie

Duitsche familie van musici, afstammende van den muzikaal gevormden linnenwever Hans Georg B., van Altbenatek in het Boheemsche district Jungbunzlau; deze had vier zoons, Franz, Georg, Johann en Joseph, en een dochter, Anna Francisca.

Franz B., geb. 25 Nov. 1709, stichter van een eigen violinschool in Duitschland, kwam als koorknaap aan de Nikolaikerk te Praag; later sloot hij zich bij een troep rondtrekkende muzikanten aan, bij welke hij van een blinden jood, Löbel geheeten, onderricht kreeg in het vioolspel: toen hij 19 jaar oud was, ging hij weder naar Praag, later naar Weenen, kwam als kapelmeester bij den staroste Szaniawski in dienst, en aanvaardde in 1740 een beroep van den kroonprins van Pruisen (Friedrich II); hij stierf 7 Maart 1786 te Potsdam.

Georg B., geb. 1721, werd door Friedrich II voor de koninklijke kapel geëngageerd (viool); in 1748 trad hij als kapelmeester in dienst van hertog Friedrich III van Gotha, op wiens kosten hij in 1765 een reis naar Italië deed; na 1787 was hij als muziekdirecteur aan het theater-Schröder te Hamburg verbonden, hield zich later op te Weenen, Gotha, Ohrdruff, Ronneburg en Köstritz en stierf in laatstgenoemde plaats, 6 Nov. 1795; hij voerde het door Rousseau gevonden melodrama in Duitschland in. Zijn melodrama’s; Ariadne awf Naxos, Pygmalion en Medea werden gedurende een halve eeuw opgevoerd en zijn dikwijls nagevolgd; onder zijn opera's hadden Der Dorfjahrmarkt, Walder, Romeo und Julie, Der Holzhauer, Lukas und Barbchen, Das Findelkind veel succes en brachten een hervorming in het duitsche zangspel teweeg, terwijl zij op vele toonkunstenaren, met name op Mozart, grooten invloed uitoefenden.

Johann B., geb. 1713, overl. 1752 als kamermuzikus te Berlijn, en Joseph B., geb. 7 Mrt. 1724, na 1786 concertmeester te Berlijn, overl. 22 Febr. 1804, worden als talent volle violinspelers geroemd.

Karl Heinr. Herm. B, jongste zoon van Franz, geb. 2 Mei 1748 te Potsdam, overl. 15 Maart 1836, werd reeds zeer jong om zijn violinspel door Friedrich II onder het getal van diens kamermusici opgenomen; hij kwam zijn vader in zijn adagiovoordracht zeer nabij.

Friedr. Wilh. Heinr. B., broeder des vorigen, geb. 15 Juli 1745 te Potsdam, overl. 19 Juni 1814 als kamermuzikus te Berlijn, was een goed violin- en klavierspeller en heeft zich als componist van een aantal cantaten en opera’s, als Orpheus, Das Blumenmädchen enz.) eenigen naam verworven.

Joh. Willi. Otto B., zoon des vorigen, geb. 30 Oct. 1775, overl. 28 Maart 1832 als regeeringsraad te Oppeln, is bekend als de overbrenger der werken van Shakespeare in de Duitsche taal (19 dim, Leipz. 1825- 26).

Anna Francisca B., geb. 1726, was een der eerste zangeressen haars tijd; zij huwde met den muzikus Hattasch, te Gotha, en stierf aldaar in 1780.

Friedr. Louis B.: zoon van George, geb. te Gotha, 1746, overl. te Koningsbergen, 1792, was als kapelmeester aan vele der eerste duitsche theaters verbonden en schreef voor deze meerdere Operetten, en een opera, getiteld De Barbier van Sevilla; ook componeerde hij vele cantaten en drie concerto’s voor viool.

< >