Gepubliceerd op 20-01-2021

België

betekenis & definitie

(fr Belgique, dtsch Belgien, eng. Belgium) Staat in westelijk Europa, tusschen 49° 30' — 51° 30' N.B. en tusschen' 2° 32' — 6° 7' O.L. van Gr.

België grenst ten noorden aan Nederland, ten o. aan Nederland, KijnPruisen en Luxemburg, ten z. en z.w. aan Frankrijk, ten n.w. aan de Noordzee ; de grens met Nederland is 431 km. lang, met Pruisen 97 km. met Luxemburg 129 km., met Frankrijk 614 km., met de Noordzee 07 km.; totale lengte der grenzen 1338 km: grootste lengte (van Ostende in het n.w. tot Arlons in het z.w.) 270 km.: van het z. naar het n., (van Chimay tot Turnhout) 180 km.; oppervlakte 29475¼ km2.Gesteldheid des bodems

Ten deele laagland, ten deele heuvelland, behoort de zuidoostelijke helft des lands tot het bosehriike gebied der Ardennen (hoogste punt deBaraque Michels, 674 m.), terwijl de noordelijke en westelijke provinciën deel uitmaken van de Germaansche laagvlakte. Door de toonschiefer- en grauwakmassa’s der Ardennen loopen schichten grauwakkalksteen; breede ijzer- en steenkoolbeddingen begeleiden de oevers van de Maas, tot waar de tertiaire vormingen van Henegouwen en Zuid-Brabont in het alluvium der Vlaamsche vlakte overgaan, welk'1 vlakte zoo laag gelegen is, dat de zee slechts hier door bedijking, daar door de duinen weerhouden wordt door te breken. Met de heidestreken der Kempen (Campine), ten n.o. van Antwerpen, vangt een onvruchtbaar, dor kindschap aan, dat door ontginning echter binnen steeds enger grenzen wordt gebracht. Het middengedeelte des lands is bedekt met een bij uitstek vruchtbare laag diluviale klei, hier en daar vermengd met grint en zand, dat door het van de Ardennen stroomen.de water wordt aangevoerd; deze klei heet in Zuid-Brabant en Henegouwen Hesbaaische klei (limon Hesbayen) en in Nederland Limburgsche klei; onder deze kleilaag bevinden zich de oudere gesteenten van den bodem, voornamelijk, zand- en kalksteen, en in het gebied van Maas en Sambre steenkoollagen.

De twee hoofdrivieren van België, beide met haar bovenloop in Frankrijk, beide bevaarbaar het land betredende, en beide ook met haar benedenloop in Nederland, zijn de Maas (Meuse) en- de Schelde (Eseaut). De eerste, minder goed bevaarbaar, komt bij Givet uit bet Argonnerwoud het land binnen, doorloopt de prov. Namen (Namur) en Luik (Liége), over een lengte van 186 kin., rechts de Semoy, de Lesse, de Ourthe met de aan kleine watervallen rijke Amblève, de Yesdre, en links de Hormeton, de Sambre eu de Jeker of Jaar opnemende. De Schelde of Eseaut betreedt bij Doornik Belgisch grondgebied, stroomt door Henegouwen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen, over een lengte van 240 km., en verlaat 2 uren beneden de stad Antwerpen het land, na rechts de Henne of Haino, de Dender en de Jïupol met de Senne en de Nethe en links de Lys te hebben opgenomen. De Yser, mode een zelfstandige rivier, komt evenzoo uit Frankrijk, doorloopt Oost-Vlaanderen over een lengte van 41 km. en valt even beneden Niemvpoort in zee. Het nut dezer rivieren voor de scheepvaart wordt verhoogd door een menigte kanalen, die deels den loop van het rivierwater enz. regelen, deels de rivieren onderling verbinden; de voornaamste hieronder zijn het Leopoldkanaal, dat van Gent naar de Noordzee loopt, het in 1859 geopende kanaal van Antwerpen naar Maastricht, dat de Schelde met de Maas verbindt, het kanaal van Brugge naar Gent en Ostende, dat van Brussel naar Leuven, dat van Brussel naar Charleroi, dat van Mons naar Condé, enz. In het geheel heeft B. 2250 km. vaarwater.

Klimaat

Het klimaat van België komt over het geheel overeen met dat van Nederland; het is veranderlijk en vochtig, minder gezond in de lage streken van Vlaanderen en Antwerpen, droger, bestendiger en gezonder in de hooger gelegen oostelijke en zuidelijke deelen. De gemiddelde jaartemperatuur voor het geheele land is 10°3 C; idem winter, 3°1, lente 9°5, zomer 17°8, herfst 10°7; hoogste tot nog toe waargenomen temperatuur 35°3, laagste — 20°2. Op de plateaus der Ardennen is de gemiddelde jaartemperatuur 7°. Gemiddelde jaarlijksche regenval voor het geheele land 750 m.M. De heerschende winden zijn de z.w. wind en de w.-wind.

Planten en Dieren

Weinige volken overtreffen het Belgische in bebouwing van het land en nergens wordt zooveel aan de verbetering van den grond ten koste gelegd als b v. in Vlaanderen, en vooral in het polderland tusschen Gent en Antwerpen, land van Waes of Waasland geheeten, dat als eender vruchtbaarste en best bebouwde streken van geheel Europa geldt en dat tarwe, gerst, koolzaad, haver en vlas, alles van de beste soort, levert; in de binnenprovinciën worden uitmuntende rogge, boekweit, aardappelen, hennep, hop, tabak, cichorei en beetwortels verbouwd; schier overal wordt tuin- en ooftbouw bedreven; aan wijnbouw wordt in enkele beschutte plekken van het Maasdal, bij Luik, Huy en Dinant, gedaan, doch over het algemeen komen de druiven maar zelden geheel tot rijpheid. In de provinciën Namen, Brabant en Henegouwen worden nog uitgestrekte wouden, vooral gekenmerkt door prachtige Ilex-soorten, aangetroffen, die tezamen nog ongeveer, 1/9 Yan de geheele oppervlakte van België beslaan. Weidevelden bezitten de provincie Antwerpen (de Kempen) en het gebied der Ardennen.

In het wild levende grootere zoogdieren vindt men nog in de Ardennen (wolven, bevers, otters, reebokken, vossen, eekhorentjes, jachtwild); aan de veeteelt wordt veel zorg besteed; het vlaamsche rundvee, de brabantsche, henegouwsche en vlaamsche werkpaarden en de brabantsche schapen zijn om hun uitmuntende eigenschappen wijd en zijd bekend. Brabant en Luxemburg zijn rijk aan pluimgedierte. In de Kempen wordt op groote schaal aan bijenteelt gedaan.

Het Delfstoffenrijk levert, behalve aanmerkelijke hoeveelheden lood, koper, zink, aluin en turf, fraaie marmersoorten (bij Yisé en Theux), kalksteen, schiefer, en vooral ijzer en steenkool ; het ontginnen dezer laatste delfstof houdt in de drie hoofdbekkens, die van Bergen (Mons), Luik en Charleroi, tezamen 143030 hectare, meer dan 100,000 menschen bezig; de lagen liggen doorgaans zeer diep; de mijn van Gilly, bij Charleroi, ligt 1000 m. onder den beganen grond; bovendien zijnde lagen doorgaans weinig machtig, gemiddeld 1/2 tot 1 M., zoodat de productiekosten hier zeer hoog zijn ; in het geheel telt België ruim 250 groeven. Onder de minerale bronnen zijn de staalbronnen te Spa de belangrijkste en deze trekken, naast de zeebadplaatsen Östende, Blankenberghe, Heyst en Nieuwspoort vele vreemdelingen.

Bestuur, bevolking, administratieve indeeling, enz

De regeeringsvorm van België is de constitutioneele, representatieve en erfelijke monarchie. De grondwet van 7 Febr. 1831 waarborgt gelijkheid aller Belgen voor de wet, vrijheid van godsdienst, recht van vereeniging, vrijheid van drukpers, van onderwijs enz.: staat en kerk zijn gescheiden; het koningschap is erfelijk volgens het recht van eerstgeboorte in de linie Saksen-Coburg-Gotha, met bestendige uitsluiting van het vrouwelijke oir. De grondwet werd herzien in 1893, hoofdzakelijk ter uitbreiding van het stemrecht voor het kiezen van de leden der beide Kamers, nl. voor den Senaat (Sénatj en de Kamer van afgevaardigden (Chambre des représentants), die de wetgevende macht (pouvoir législatif) vormen. De koning staat aan het hoofd der uitvoerende macht (pouvoir exécutif): elk zijner besluiten moet door den betrekkelijken minister, die daarmede de volle verantwoordelijkheid voor het besluit aanvaardt, mede worden onderteekend. De senaat bestaat uit 101 leden, die voor 8 jaren gekozen worden ; de kamer van afgevaardigden uit 152 leden, die 4 jaren zitting hebben. Het ministerie bestaat uit de 8 afdeeiingen Binnenland, Buitenland, Finantiën, Justitie, Oorlog, Landbouw, Nijverheid en publieke werken, Spoorwezen, post en telegraphie.

Elk der negen provinciën wordt bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door een lichaam dat overeenstemt met de provinciale staten in Nederland. Elke provincie is administratief verdeeld in een aantal arrondissementen, tezamen 41, met 2604 gemeenten. Ten opzichte van het rechtswezen is België eerstens verdeeld in kantons; elk kanton heeft een vrederechter, die uitspraak doet over politie-overtredingen en in burgerlijke zaken tot 200 francs: verder in arrondissementen, die van de administratieve arrondissementen te onderscheiden zijn; elk arrondiss. heeft een rechtbank van aanleg; rechtbanken van aanleg zijn ook de 14 handelsrechtbanken; te Brussel, Gent en Luik zijn hoven van appèl. Voor crimineele zaken, politieke zaken en persdelicten heeft elke provincie in haar hoofdstad een Cour d'assises, ïvaarin een lichaam van gezworenen over de schuld of onschuld van den beklaagde uitspraak doet; de rechtszittingen hebben in het openbaar plaats. Voor geheel België bestaat één hof van cassatie, dat over fouten in den vorm en in ministerieeie processen oordeelt. De Belgische justitie berust op het Code Napoléon; het Code pénal werd in 1867 gewijzigd en verzacht.

B. maakt met Frankrijk, Zwitserland en Italië deel uit van de in 1865 afgesloten z.g. Latijnsche muntconvemie. Het Belgische wapen is de gouden, staande, Brabantsche leeuw, met uitgestoken roode tong, op een zwart veld en met het devies L’union fait la force (Eendracht maakt macht); de nationale kleuren zijn sinds 1831 roodgeel-zwart, loodrecht nevens elkander, het zwart aan den stok. De voorn. Belgische ridderorden zijn de in 1832 ingestelde Leopoldsorde en de in 1867 gestichte orde van burgerlijke verdienste. België heeft in Nederland en zijn koloniën consulaten te Amsterdam, Batavia, Breda, Curagao, Dordrecht, Groningen, Hansweert, Helder, ’sHertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Makasser, Neuzen, Padang, Paramaribo, Rotterdam. Samarang, Soerabaya, Suriname (standplaatsen Bogota in Columbia en Quito in Ecuador), Texel, Tiel, Vlissingen, IJmuiden en Zwolle ; Nederland heeft consulaten in België te Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Luik, Ostende.

B. is het dichtstbevolkt land van Europa; de bevolking beliep einde 1898 6,0(59,732 zielen. 226 inw. op 1 G km. De Belgen belmoren deels tot den Germaanschen, deels tot den Romaanschen stam ; den eersten stam vertegenwoordigen de Vlamingen, in Oost- en West-VI aanderen, Antwerpen en Limburg woonachtig, den tweeden de Walen of Wallonen, die in Luik, Namen, Henegouwen, Luxemburg en het zuidelijk deel van Brabant de o rerhand hebben. Een lijn getrokken van Saint-Omer tot Visé wijst vrijwel de grens tusschen beide stammen aan. De Waal is donker van uiterlijk, de Vlaming blond; eerstgenoemde is sterker en grooter doch magerder van lichaamsbouw, daarbij energieker en beschaafder. Als taal van den beschaafden omgang, van den handel, van het hooger en middelbaar onderwijs en van de hooge staatslichamen heeft het iransch de overhand ; 21/2 millioen Belgen spreken uitsluitend fransch, nagenoeg evenveel uitsluitend vlaamsch (flamande), 40 a 50,000 uitsluitend duitsch, 1/2 millioen fransch en vlaamsch, alles ongerekend de kinderen beneden 2 jaren.

Het koninkrijk B. is verdeeld in 9 prov.:

Naam Oppervl. Getal in K.M2. Inwoners.

Antwerpen (Anvers) 2.831,80 812.509

Brabant 3.282,93 1.261.595

West-Vlaanderen (Flandre occidentale) 3.234,85 802.821

Oost-Vlaanderen (Flandre oriëntale) 3.000,25 1.025.918

Henegouwen (Hainaut) 3.721,66 1.122.099

Luik (Liége) 2.894,86 835.031

Limburg (Limbourg) 2.412,30 239.665

Luxemburg (Luxembourg) 4.418,36 219.676

Namen (Namur) 3.660,24 350.418

Totaal 29.457,25 6.669.732

De hoofdstad is Brussel; andere groote steden zijn Antwerpen, Luik, Gent, Mechelen, Verviers. Het Belgische volk belijdt voor het overgroote meerendeel den roomsch-kath. godsdienst; de kerk wordt hier door den aartsbisschop van Mechelen en de vijf diocese-bisschoppen van Brugge, Gent, Doornik, Namen en Luik bestuurd; men schat bet aantal lidmaten van protestantsche gezindten op 10,000. Een goed deel van het volk plaatst zich geheel op het standpunt der vrije gedachte.

Nijverheid, handel

Reeds in de middeleeuwen had de industrie zich in België krachtig ontwikkeld: sinds de ontdekking van den zeeweg naar Indië door de Portugeezen tot het tijdstip waarop N.-Nederland zich van Spanje losmaakte, was B. de wereldmarkt van Europa.

Gedurende den 80-jarigen oorlog verplaatste de handel zich naar Noord-Nederland. Thans is B. echter na Engeland de tweede fabrieksstaat van Europa; op het punt van handel wordt het door Engeland, Duitschland, Frankrijk, Rusland en Oostenrijk overtroffen, en staat het met Nederland vrijwel gelijk; de textiel-industrie (linnen-, wol- en katoen-fabi'ioken) en de metaalnijverheid hebben verreweg de overhand, daarop volgt de leer- en zijdg-industrie: de textiel-industrie is overheerschend bij de Vlamingen, de andere genoemde takken bij do Walen. Middelpunten der wolfabrikage zijn Verviers, Luik, Yperen, Brussel en Doornik, der linnenfabrikage, Gent, Doornik, Kortrijk, Brussel, Mechelen, Brugge, Nivelles, Lokeren, Aalst, Kortrijk, Doornik; de beroemde Belgische kant wordt hoofdzakelijk te Brussel. Mechelen, Kortrijk, Yperen, Antwerpen en Leuven vervaardigd; zijdefabrieken vindt men te Ath, Brussel en Mechelen, fabrieken van lederen fournituren enz. vooral te Stavelot, Luik, Huy, Namen en Dinant; Scraing, Luik, Verviers, Brussel en Gent zijn de voornaamste centra der metaal-industrie en der fabrieken van stoom- en andere werktuigen; te Namen, Luik, Charleroi, Bergen, Gembloux zijn groote fabrieken van staal-en ijzerwaren, als messen, vijlen en gereedschappen; porcelein- en aardewerkfabrieken zijn te Leuven, Thienen, Liney, Andenne, Doornik; glas- en spiegelfabricken te Charleroi, Namen, Brussel, Luik enz.; papierfabrieken te Namen, Luik, Dinant; rijtuigfabrieken te Brussel, fabrieken van verlakte houtwerken te Spa ; suikerfabrieken te Antwerpen, Yperen, Gent, Bergen, Gemb.oux enz.

De in de middeleeuwen zeer belangrijke handel der gewesten die thans het koninkrijk België vormen, verviel na de afscheiding van Noord-Nederland ten tijde van den 80-jarigen oorlog bijna geheel; eerst na de hereeniging in 181.5 herleefde de handel, dreigde na de nieuwe afscheiding in 1831 eerst opnieuw te zullen vervallen, doch verhief zich spoedig tot een ongekende hoogte; in 1863 kocht België de Schelde-tollen af. De voorn. artikelen van invoer zijn koren, grondstoffen voor de textiel-industrie, dierlijke levensmiddelen, koloniale waren, grondstoffen voor de metaalindustrie, zaden, vruchten enz.; van uitvoer: linnen-, wollen- en zijdenstoffen, machinerie, steenkool, gesteente, huiden, vee, wild (vooral konijnen, naar Engeland).

Verkeer

Behalve de reeds genoemde 2250 km. vaarwater waarop een druk binnenlandsch verkeer plaats heeft, heeft B. 6053 km. spoorlijn, 9000 km. onderhouden wegen; 6400 km. telegraaflijnen: Ostende en Antwerpen hebben een geregeld verkeer met Londen; Antwerpen heeft eindelijk regelmatige stoomvaartverbindingen met de voornaamste havens der vijf werelddeelen.

Finantiën

Het jaarlijksch budget van den staat gaat 400 millioen francs te boven; in 1899 waren do staatsinkomsten 435.037.428 francs, de uitgaven 434.868.020 francs; de staatsschuld beloopt ruim 2 milliard 600 millioen francs.

Onderwijs

2 staats-universiteiten (Luik en Gent), een kath. universiteit te Mechelen (geopend 4 Nov. 1834), een vrije universiteit te Brussel (geopend 20 Nov. 1834); de katholieke is sinds naar Leuven verlegd en is de eenige hoogeschool in B. die een theologische faculteit heeft; de overige hebben slechts vier faculteiten. Te Luik is een polytechnische school, een school voor werktuigkunde en een voor electro-techniek; te Gent is een polytechnische school en een school voor ingenieurs en architecten: bovendien is te Brussel een polytechnicum, te Leuven een bijzondere technische school. Een academische graad wordt slechts uitgereikt na een staats-examen.

Het Belgisch middelbaar onderwijs omvat ten eerste staats- en gemeentelijke gymnasiums (athénées en colléges communaux) en voorts staats-, gemeentelijke en private middelbare scholen voor jongens en meisjes, welke nagenoeg overeenkomen met de nederl. scholen van meer uitgebreid lager onderwijs; ter opleiding van leerkrachten voor laatstgenoemde inrichtingen van onderwijs zijn er instituten te Nivelles en te Gent, en voor krachten voor het middelbaar onderwijs hoogste graad een kweekschool, een voor onderwijzers in vreemde talen te Luik, een kweekschool voor leeraars in de exacte wetenschappen te Gent; te Brussel en te Luik zijn kweekscholen voor onderwijzeressen; er zijn in het geheel 35 athénées en colléges. Voorts zijn er in België ruim 6100 lagere scholen.

Voor kunst, taal en letterkunde, zie Vlaamsche kunst, en Vlaamsche taal- en letterkunde.

Leger

In tijd van vrede: 51.502 man, waaronder 3172 officieren, 29615 man infanterie, 6061 man kavallerie, 8718 man artillerie, 2006 man genie, enz.: de burgergarde is in tijd van vrede 10.113 man sterk: in tijd van oorlog 118000 man. ' '

Geschiedenis

Volgens Julius Caesar, die in de eerste eeuw v. Chr. ondernam Gallië aan de Romeinen te onderwerpen, bestond het derde deel der Galliërs uit Belgen, Belgae; zij bewoonden het noordelijk deel van Gallië, en hun gebied was door de Sequna (Seinej en de Matrona (Marne) van eigenlijk Gallië gescheiden; zij onderscheidden zich in allerlei oorlogsdeugden van de overige bevolking van Gallië, en boden de Cimbren en Teutonen mot vrucht weerstand. Zij waren van germaanschen oorsprong. Als de voorn. der 21 stammen noemt Caesar de Bellovaci, de Suessiones, de Remi, de Morini, de Menapii, de Aduatuci, en de Nervii; hij schat het aantal hunner strijdbare manschappen op 1 millioen: de afzonderlijke stammen leefden volkomen onafhankelijk en vereenigden zich in tijd van oorlog. Na een oorlog van zeven jaren werden zij door Caesar onderworpen. Belgica als romeinsche provincie (sedert Augustus), omvatte niet slechts het eigenlijk gebied der Belgen ten tijde van Caesar, maar het geheele noordoostelijk deel van Gallië, tusschen de Seine, den Germaanschen Oceaan, den Rhenus, den Rhodanus en de Arar, en grensde ten w. aan Gallia Lugdunensis, ten n. aan het Fretum gallicum en den Germaanschen Oceaan, ten o. aan Germanië, Vimlclicië en Rhaetië, ten z. aan Gallia Ciealpina en Xarbonensis; het omvatte derhalve behalve geheel het tegenwoordig koninkrijk, noordoostelijk Frankrijk, een deel der Vaderlanden, de pruisische Rijnprovinciën, Beieren, en een goed deel van Zwitserland.

Dit gebied ging van de Romeinen over op de Franken, 5de en 6de eeuw: gedurende de heerschappij der Franken kreeg het germaansche element onder do bevolking de overhand. Bij het verdrag van Verdun, 813, viel de landstreek, die thans den naam draagt van West-Vlaanderen, met Artois aan Karel den Kale; het overige deel van Gallia Belgica werd ingelijfd bij het rijk van Lotharius. Ook laatstgenoemde deelde zijn rijk onder zijn zonen; na den dood van een dezer, Lotharius II, kwam diens gebied (Lotharingen en Friesland), ingevolge het verdrag van Mersen, 870, aan Duitschland en bleef daarvan met een korte onderbreking van 911—921 deel uitmaken. Na het verval van het rijk der Karolingiërs tot aan het einde der 11de eeuw, breidde het leenwezen zich steeds meer uit. In het zuiden vormden zich allerlei hertogdommen en graafschappen. Het graafschap Vlaanderen was daaronder door zijn handel en nijverheid weldra bet rijkste en daardoor het machtigste, en wist in een langen kamp zijn zelfstandigheid tegen den franschen invloed te handhaven, meermalen tegen do inzichten en wenschen zijner graven (zie Artevelde).

Vlaanderen kwam bij het uitsterven van de mannelijke linie van het vlaamsche gravengeslacht aan het Huis van Bourgondiö (1381), dat van 1106— 1173 door huwelijk, erfenis, aankoop en verdrag bijna alle andere omgelegen gewesten aan zich bracht, nadat reeds in 1288 de hertog van Brabant door de vereeniging van Limburg met zijn gebied den grond voor een meer uitgebreide heerschappij had gelegd. De Bourgondische vorsten gingen op het plan, om een machtige tusschenstaat tusschenFrankrijk en Duitschland in het leven te roepen, door, terwijl hun binnenlandsch bestuur er steeds op berekend was den demokratischen geest der rijke en machtige steden te bekampen en ten onder te houden. De zoon van Philips den Schoonc, Karel de Stoute, voegde het gewest Gelderland bij zijn gebied, doch viel in den strijd met de vrijheidlievende Zwitsers en Lotharingers (1177), zijn landen nalatende aan zijne dochter, Maria van Bourgondië, die Bourgondië aan Frankrijk verloor, terwijl haar overig gebied, waaronder de Nederlanden, door haar huwelijk met Maximiliaan I aan Oostenrijk kwam, welke vorst zijn dochter Margaretha tot landvoogdes over zijn Nederl. gebied aanstelde ; zijn kleinzoon. Karel V, gel), te Gent, vereenigde alle Noord- en Zuid-Nederl. gewesten tot een enkel gebied, en stelde evenals zijn vader gedaan had, hierover een landvoogdes, zijn moei, Maria van Hongarije, aan: het karakter zijner landgenooten kennende, viel het hem voorts niet moeielijk zich populair te maken. Na Karels afstand (1555) vielen de gezamenlijke Nederlanden met Spanje aan Philips II, die in deze gewesten reeds voor hij aan de regeering kwam gehaat was; op zijn bezoek aan de Nederlandsche steden in 1518 was hij met toegenegenheid en grooten luister ontvangen; hij beantwoordde dit alles met afgemeten koelheid; overal verscheen hij als 'de sombere, duistere opperheer: en toen hij in 1555 weder in de Nederlanden kwam, ditmaal om de regeering over te nemen, gaf hij duidelijk te verstaan, dat hij alles in het werk zou stellen om de verbreiding der hervormings-ideeën tegen te gaan, waarin de bevolking een aanslag op haar aloude privilegiën en op haar vrijheid, gelijk zij deze verstond, zag, hetgeen ten slotte leidde tot de langdurige worsteling, bekend onder den naam van 80-jarigen oorlog, welke eindigde met de losmaking van Spanje van het noordelijke deel, het tegenwoordige Nederland, terwijl Spanje en daarmede het katholicisme in het zuidelijk deel zegevierde (zie ook Albertus van Oostenrijk). In de oorlogen der 17e eeuw tusschen Frankrijk en Nederland stonden de Spaansche Nederlanden gedurig aan de aanvallen van het eerste land bloot.

Bij den vrede van 1659 onder Philips IV kwamen het graafschap Artois, Diedenhoven en meer aan Frankrijk; nieuwe veroveringen van Frankrijk, bij den vrede van Aken. 1668, erkend, scheurden Lille, Charleroi, Oudenaarde, Kortrijk en Doornik van België los; bij den vrede van Nijmegen, 1679, moest Frankrijk deze punten grootendeels weer afstaan, doch kreeg er Valenciennos, Nieuwpoort, Cainbrai, St.-Omer, Yperen, Charlemont enz. voor terug, welk gebied bij den vrede van Rijswijk, 1697, weer gedeeltelijk aan België kwam. Inmiddels had Noord-Nederland den uitgebreiden handel van Zuid-Nederland aan zich getrokken; de pogingen om de welvaart in België te doen herleven (nieuwe tolwetten, aanleg van kanalen) bleven tengevolge van den hmgdurigen Spaansehen successie-oorlog zonder gevolg. Bij den vrede van Utrecht, 1713, kwam België aan Oostenrijk, dat echter aan de Staten van Holland moest toestaan de voornaamste punten aan de grens met Frankrijk bezet te houden, terwijl de Schelde voor België gesloten bleef. Ook ging de bevestiging van het Oostenrijksche bestuur met allerlei binnenlandsche onlusten gepaard In den Oostenrijkschen successie-oorlog veroverden de Franschen ongeveer geheel België, dat eerst bij den vrede van Aken, 1718, weer in bezit van Oostenrijk kwam; onder het bestuur van Karel van Lotharingen begonnen voor B. weer betere duigen aan te breken. De goedgemeende hervormingsplannen van Joseph II leden bijna allen schipbreuk op diens gebrek aan taktiek en zijn geest van .willekeur Wel maakte hij ten opzichte van België een uitzondering en het zich hier persoonlijk huldigen, (hetgeen hij het aan oude gebruiken zoo zeer gehechte en trotsche Hongarije weigerde), verbond zich tevens tot naleving der bestaande staatsregeling, doch verklaarde tevens dat hij deze regeling als de oorzaak beschouwde van het groote verschil in welstand tusschen Holland en België, waarin laatstgenoemd land reeds een wenk zag dat het zich had voor te bereiden mede betrokken te worden in de door Joseph aangekondigde eenheid van den oostenrijkschen staat, waarbij het niet meer als een bijzondere staat maar als een provincie zou gelden. De Belgen begonnen toen reeds dadelijk voor hunne vrijheden en privilegiën te vreezen; deze vormden tezamen een zeer ingewikkeld geheel; elk gewest, elke streek en elke stad had bijzondere rechten; ten deele berustten deze op beschreven oorkonden, ten : deele op adat en gewoonte. Joseph II hield hiermede in zijn welgemeenden ijver geen ! rekening en beging den misslag zijn naar eigen inzichten ontworpen vorm van bestuur, die zoowel de algemeene staatsregeling als rechtswezen, kerk en school omvatte, ook in B. in te voeren en de misschien nog grootere fout dit toe te vertrouwen aan den voor een dergelijke taak allerminst berekenden graaf van Stahremberg.

Joseph begon zijne hervormingen in België met de godsdienstige aangelegenheden en het schoolwezen, maar vond reeds dadelijk tegenstand van de zijde der geestelijken en rechtsgeleerden. Hij het zich daardoor niet van zijnen weg afbrengen, maar gelastte de intrekking van vele kloosters, verbood het beroep op den paus, ontnam aan de bisschoppen de beslissing in huwelijkszaken, verbood hun het afkondigen van herderlijke brieven, als die niet vooraf door de regeering goedgekeurd waren, verminderde het aantal kerkelijke optochten en bedevaarten, en veranderde de op de lands-hoogeschool bestaande instellingen. Ook in het rechtswezen beproefde hij zeer belangrijke veranderingen: daarmede hield hij intusschen weder op, zoodra daarover onlusten dreigden uit te breken. Des te hardnekkiger ging hij daarentegen in kerkelijke dingen voort. Hij ontnam in 1786 aan de hoogeschool van Leuven, die geheel onder de leiding van den aartsbisschop vanMechelen stond, haar uitsluitend voorrecht van de geleerde opleiding, en richtte nevens haar eene onder toezicht van den staat staande kweekschool op, waarin alle toekomstige geestelijken en monniken onderwezen en opgeleid moesten worden, en wel door duitsche, van regeeringswege aangestelde onderwijzers, die de leerstellingen en het kerkelijk recht niet in den geest van het roomsche hof en het concilie van Trente, maar volgens de beginselen en besluiten der vroegere kerkvergaderingen voordroegen. De geestelijkheid beschouwde dit als een aanval op den godsdienst en verboden de leerlingen der genoemde nieuwe school deze verder te bezoeken.

De leerlingen begonnen in Dec. 1786 eene werkelijken opstand, en de regeering het soldaten aanrukken, die op de loiigelieden schoten. Daardoor verkregen de laatstgenoemden het aanzien van martelaren, en daar onder hen zonen der eerste familieën waren, verspreidde zich groote verbittering door het geheele land. Terstond daarna verviel de regeering, die het gebeurde al te hard gestraft had, in het tegenovergestelde uiterste. Zij staakte hare gewelddadige handelwijze, trachtte door redeneeringen en vermaningen op de een steeds dreigender houding aannemende studenten te werken en schonk gedeeltelijk gehoor aan hunne vorderingen.terwijl de studenten, om de opheffing van de algemeene kweekschool af te dwingen, de school verlieten en die in zekeren zin boycotten. Do keizer geloofde, wat ook werkelijk het geval was, dat hij door zijne eigene landsregeering verraden werd. en sloeg daarom geen acht op hare wenken en raadgevingen. Hij

jaagde den nuntius weg, het den aartsbisschop naar Oostenrijk komen, riep den tragen Stahremberg terug', en stelde graaf Belgioso in zijn plaats aan. Hij veranderde voorts in Januari 1787 bij bloote verordeningen het geheele rechtswezen en het bestuur, en verdeelde, zonder op de bestaande omstandigheden te letten, het land in districten. Deze stap dreef den grooten hoop en bovendien den adel, de advokaten en ambtenaren, die zich in hun ouden sleur gehinderd of van hunne vroegere voordeelen beroofd zagen, tot tegenstand. In April kwam het werkelijk tot oproer. Toen namelijk een rijk man, die als leverancier van het leger groote bedriegerijen gepleegd had, tot straf naar Weenen weggevoerd zou worden, greep men dit als voorwendsel aan voor een openbaren opstand. De burgers der voornaamste steden wapenden zich en dienden bij de staten hevige klachten in.

Daardoor het de landsregeering, die bovendien niet instemde met de inzichten van Joseph, zich zoo zeer beangstigen, dat zij besloot tot het uitstellen der in bestuur en rechtswezen voorgeschreven veranderingen. Deze zwakheid moedigde vervolgens de aanstokers der onlusten tot verdere stappen aan. De steden en staten eischten de onvoorwaardelijke opheffing der door den keizer uitgevaardigde verordeningen, en de raad van Brabant, ten dien tijde ' een der drie hoogste gerechtshoven, verklaarde alle vonnissen nietig, die door de nieuwe rechtbanken geveld zouden worden. Terzelfder tijd koelde men zijn woede aan die mannen, die als verlicht bekend stonden en de bedoelingen des keizers toegejuicht hadden. De regeering willigde alle eischen in.

De keizer was over het gedrag zijner regeering zeer ontevreden, maar besloot toch vooreerst nog met zachtmoedigheid te werk te gaan. Hij vaardigde eene algemeene vergiffenis uit, stond toe, dat zijne verordeningen ondertusschen geschorst bleven, en ontbood het hoog bestuur en de afgevaardigden der staten van al de provinciën naar Weenen, om die, gelijk hij meende, door goede gronden te overtuigen. De opstand duurde niettemin voort. Men ging eerst laat over tot de afzending van afgevaardigden; men belette het vertrek der stadhouderes eenigen tijd; de staten van Brabant wilden zich zelfs tot Frankrijk wenden om hulp. Onder deze omstandigheden gevoelde de keizer zich wel genoopt, om een leger naar België te zenden; maar kort daarna zag hij weder van alle geweldige maatregelen af en het slechts een enkel regiment naar België oprukken. Waarschijnlijk bewogen hem onlusten, die ook elders uitgebroken waren, of ook de turksche oorlog, dien hij toen juist beginnen wilde, tot toegevendheid.

Bovendien zag hij volkomen in, dat het beter was, met adel en geestelijkheid vooreerst in schikking te komen, en gunstiger gelegenheid af te wachten. Hij trof met de belgische afgevaardigden een overeenkomst, waarbij hij aan de eene zijde de herstelling der oude instellingen met uitzondering van de kloosters die reeds opgeheven waren, toestond, en aan de andere zijde zijn verbeteringen voorloopig tot het kerkelijk onderwijs beloofde te zullen beperken. Hiermede kwam echter hoogstens een wapenschorsing tot stand, daar beide partijen onbevredigd bleven. Belgioso werd tevens vervangen door Trautmannsdorf. De bepaling ten opzichte van het kerkelijk onderwijs leidde al spoedig tot nieuwe ongeregeldheden; de duitsche professoren aan de nieuwe school werden mishandeld; in Brussel en andere steden hadden volksoploopen plaats. Aanvang 1789 nam Joseph opnieuw zijn toevlucht tot geweld.

Toen namelijk in dat jaar de staten van Brabant en Henegouwen weigerden een door hem voorgestelde verandering in de vertegenwoordiging der steden en in het belastingstelsel in te voeren, werden deze lichamen op 18 Juni met geweld ontbonden; tevens werd aangekondigd dat de bedoelde hervormingen doorgezet zouden worden. Deze stap werd gedaan op het oogenblik dat alle volken van Europa door de gebeurtenissen in Frankrijk in heftige beroering waren gebracht, en van Frankrijk de vestiging van een nieuwen, vrijeren en meer gelukkigen stand van zaken verwachtten. Bovendien had Oostenrijk in zijn Belgische staten slechts een leger van 20,000 man, en was het gedrag van den landvoogd, Trautmannsdorf, zeer dubbelzinnig. Weldra braken in verschillende steden opstanden en werkelijke oproeren uit; benden boeren begonnen plunderend het land af te loopen ; een advokaat, Van der Vonck geheeten, stichter van een tegen geestelijkheid en leenstelsel ijverende partij, die der Vonckisten, verzamelde aan de grens eenige honderden Belgische uitgewekenen en vluchtelingen, stelde zich in verbinding met de zuiver nationale partij, droeg het opperbevel op aan een gewezen oostenrijksch overste, Mersch, beproefde een inval in België, behaalde een overwinning op het oostenrijksche bezettingsleger (27 Oct.), en maakte zich meester van de stad Gent. Op 23 Nov. 1789 verklaarde Vlaanderen, bij monde van zijn provinciaal bestuur, zich onafhankelijk, hierin weldra gevolgd door de andere gewesten, uitgezonderd Luxemburg, die zich allen tezamen tot een zelfstandige republiek vereenigden. De inrichting dezer nieuwe republiek vorderde weinig tijd, daar de sinds de middeleeuwen bestaan hebbende instellingen geheel in wezen bleven; een vergadering van afgevaardigden, die weldra te Brussel bijeenkwam, beroofde de mannen der nieuwe ideeën, waaronder Vonck en Mersch, van allen invloed, jen de hoofden der omwentelingspartij op zuiver nationalen grondslag, als Van der Boot.

Van Eupen enz., bleven aan het bestuur. Joseph II stierf in Febr. 1790, nog voor hij toebereidselen tot het weder tenonderbrengen der Belgen had kunnen maken. Dit werk viel zijn opvolger, Leopold II. zeer gemakkelijk, want de aristocratie van België zag weldra in, dat zij zich bij de regeering van Leopold II, die den adel in al zijn staten dadelijk in al zijn voorrechten herstelde, beter zou bevinden dan onder de heerschappij van advokaten en gildeburgers, terwijl zij bovendien, met het oog op de dingen die toen in Frankrijk voorvielen, reeds sidderden bij het bloote woord republiek. In het geheim trad zij dan ook reeds in den zomer van 1790 met Leopold II in onderhandeling en verbond zich mede te werken om België weder aan Oostenrijk te brengen. Bovendien vorderden Engeland, Holland en Pruisen de herstelling dor Oostenrijksche heerschappij in België, zoodra in laatstgenoemd land de strijd der partijen in een burgerkrijg dreigde te zullen overslaan. In Juli reeds hadden Oostenrijk, Engeland, Holland en Pruisen op een te Reichenbach gehouden congres besloten in België den ouden staat van zaken te herstellen.

Den Belgen werd nu een korten termijn waarbinnen zij zich vrijwillig onderwerpen konden gesteld ; toen deze termijn verloopen was rukte in Nov. 1790 een Oostenrijksch leger van de zijde van Luxemburg België binnen en had weldra het geheelo land bezet. Van der Noot en de andere hoofden der republiek namen de vlucht; vele misnoegden weken uit naar Frankrijk. Een congres te 's-Graveniiage verzekerde Leopold II het bezit van België, 10 Dec. 1790. Terstond na de onderwerping der Belgen brachten de keizerlijke troepen een twist in het toen tot Duitschland behoorende bisdom Luik met hun bisschop ten gunste van dezen laatste tot een einde.

De rust was echter van korten duur; in Oct. 1792 viel een fransch leger, onder Dumouriez België binnen; het Oostenrijksche leger werd bij Jemappes, 6 Nov. 1792, geheel verslagen; Luik werd in dezelfde maand nog bezet; in Dec. waren de Franschen meester van geheel België, waarop zich terstond een zwerm fortuinzoekers over het land verspreidden, die als ware roovers te werk gingen: de woeste Ronsin werd tot opper-krijgscommissaris benoemd; wel werden de Franschen na Dumouriez’ nederlaag tegen de Oostenrijkers bij Neerwinden, 18 Mrt. 1793, weder teruggedrongen, waarop aartshertog Karel zich als landvoogd weder aan het hoofd der zaken stelde, doch de overwonnenen keerden weldra terug en de slag bij Fleurus leverde België opnieuw aan de Franschen over; Pichegru trok 9 Juli 1791 Brussel binnen, en aan de Oostenrijksche heerschappij in B. was voor goed een einde gemaakt, daar het land daarop ook naar den vorm bij Frankrijk werd ingelijfd, dat het in negen departementen verdeelde. De vrede van Campo-Formio en later die van Lunéville, bevestigde deze inlijving. België deelde alsnu tot aan den val van Napoleon, geheel het lot van Frankrijk, en werd op elk gebied op franschen voet georganiseerd. Bij den eersten Parijschen vrede, 30 Mei 1811, werden Nederland en België, nadat laatstgenoemd land nog een korten tijd door een oostenrijkschen gouverneur-generaal, baron Vincent, bestuurd was, met elkander vereenigd en onder prins Willem Frederik van Oranje-Nassau gesteld, die 23 Maart. 1815 den titel van koning der Nederlanden aannam, waarna de zaken van het nieuwe koninkrijk bij het verdrag van Londen, 19 Mei 1815, en door het Weener Congres verder werden geregeld. 21 Aug. 1815 werd de voor Nederland en Zuid-Nederland geldige nieuwe grondwet afgekondigd en 21 Sept. werd koning Willem I te Brussel gekroond. Weldra werd echter de toestand tusschen beide deelen des koninkrijks zeer gespannen (zie over dit tijdvak Nederland-Geschiedenis), de regeering zag zich weldra gedwarsboomd door een ultramontaansehe en een liberale meerderheid, en toen deze zich in 1828 vereenigden werd de toe! stand onhoudbaar. Toen een der voornaamste j agitators, De Potter, wegens een artikel in de Courrier des Pays-Bas, het orgaan der oppositie, tot gevangenisstraf veroordeeld werd, hadden te Brussel reeds volksoploopen plaats; in 1829 werd een groote adresbeweging aan de Staten-generaal op touw gezet; het 10-jarige budget werd in dat jaar door de Tweede Kamer verworpen.

Ten slotte meende de regeering krachtiger te moeten optreden; de koning het 2 Dec. in de Kamer een boodschap voorlezen, waarin hij in strenge termen voor zijn koninklijke rechten opkwam en strenge maatregelen in uitzicht gaf. De koninklijke boodschap ging vergezeld van een nieuw wetsontwerp op de drukpers. Het jaarlijksche budget van 1830 werd met slechts een stem meerderheid aangenomen, waarop alle afgevaardigden die staatsambten bekleedden, voor zoover zij tegen de regeering gestemd hadden, uit hunne posten werden ontzet. Dezelfde maatregel werd toegepast op een aantal andere hooge staatsambtenaren, van wier trouw de regeering zich niet verzekerd kon houden. Aan de andere zijde ging de regeering voort te trachten de gemoederen door allerlei concessies tot rust te brengen; het verplichte bezoek van toekomstige geestelijken aan het door Joseph II opgerichte Collegium philosophicum werd afgeschaft, de verordeningen tegen het gebruik der fransche taal opgeheven. De koning bracht een bezoek aan de tentoonstelling van voorwerpen der nationale nijverheid te Brussel, en het scheen een oogenblik of de vrede terug zou keeren.

Doch Frankrijk, dat eerst de ontevredenheid had gaande gemaakt, bleef voortgaan het vuur aan te blazen en ter gelegenheid van een opvoering van Auber's opera De stomme van Portici te Brussel, stormden de opgewonden geraakte toeschouwers nog vóór het laatste bedrijf, waarin het wettig gezag zegeviert, naar buiten met het geroep „Weg met den koning! Weg met Holland! Leve Frankrijk!“ waarop zich dadelijk geheele hoopen volks bij de opgewondenen aansloten, en men gezamenlijk het huis van den journalist LibryBagnano, die zich had laten vinden om den koning in het orgaan der regeering te verdedigen, neerhaaide; de ministerieele drukkerij, het Paleis van Justitie, de woning van den minister van Justitie Van Mannen, dat van het hoofd der politie De Knijff, volgden (26 Aug. 1830). In andere steden als Luik, Brugge, Namen, Verviers, Leuven enz. werd het voorbeeld van Brussel gevolgd. In Brussel volgden allerlei voorloopigo regeeringscommissiën elkander op, terwijl een commissie van vijf leden zich naar 's-Gravenhage begaf om te eischen wat vroeger als verzoek was afgewezen. Op het eerste bericht van de gebeurtenissen in het zuiden zond Willem I een leger van 20,000 man, aangevoerd door de beide prinsen, naar België, welk leger zonder verzet te ontmoeten tot Vilvoorde op 2 uren van Brussel doormarcheerde en hier nadere bevelen afwachtte. Twee commissiën, achtereenvolgens tot den prins van Oranje gezonden, verzochten hem alleen binnen Brussel te komen; de prins, steunende op de populariteit die hij persoonlijk in België genoot, het zich ten slotte hiertoe bewegen en volgde 1 Sept, de afgevaardigden naar de stad, 4 Sept. Een oogenblik dreigde deze daad hem noodlottig te worden, doch een stouten sprong met zijn paard over een barricade redde hem het leven.

Hij raadpleegde met het voorloopig bestuur en beloofde het zijne te doen om een administratieve scheiding tusschen de twee deelen van het koninkrijk tot stand te brengen. Intusschen werkte dit onderhandelen de uitbreiding der beweging krachtig in de hand; en de tijding, dat prins Frederik Brussel bezet had, doch na een reeks straatgevechten de stad weder had moeten verlaten (23-29 Sept.) maakte haar algemeen; bijna overal in de Belgische steden liepen de bezettingen over of gaven zich zonder verzet gevangen en weldra hield geen enkel belangrijk punt meer de zijde van Noord-Nederland en klonk overal de Brabançonne. Te Brussel vormde zich een soort driemanschap, bestaande uit De Potter, Van de Weyer en Rogier, hetwelk al dadelijk de openbare stukken niet meer in naam des konings, maar in naam van het voorloopig bewind teekende en voorts een congres van vertegenwoordigers bijeenriep om over den toestand en de te volgen gedragslijn te beraadslagen. In een proclamatie beloofde Willem I België een eigen beheer en vrijheid van taal en onderwijs (5 Oct.), bracht intusschen een leger op de been en wendde zich tevens tot de mogendheden die de vereeniging van de beide Nederlanden hadden bewerkt, om met hen te beraadslagen over de beste wijze om aan den toestand een einde te maken, terwijl intusschen de prins van Oranje als landvoogd van België te Antwerpen de onderhandelingen voortzette ; hij het 16 Oct. afkondigen dat de Belgen als een onafhankelijk volk erkend werden, hetgeen in het noorden sterk werd afgekeurd en in het zuiden niets uitwerkte; de koning zelf verklaarde deze afkondiging voor ongeldig, waarop het voorloopig bewind antwoordde, dat de onafhankelijkheid van het Belgische volk reeds door de kracht der wapenen bevestigd was en geen erkenning meer behoefde (19 Oct.). 25 Oct. verliet de prins van Oranje Antwerpen; zijn vertrek was het sein tot een algemeen oproer; een uit Brussel toegezonden afdeeling vrijwilligers werd binnen de stad gelaten, waarna zoowel de op de Schelde gelegen oorlogsvaartuigen als de citadel, waarover Chassé gebood, opgeëischt werden. Het antwoord was een bombardement, waarbij een 600-tal huizen geheel of ten deele vernield werden; door dit oproer werd de op 17 Nov. door de te Londen over de Nederlandsche aangelegenheden confereerende mogendheden geproclameerde wapenschorsing door de Antwerpenaren verbroken. 11 Dec. namen de insurgenten Venlo, na in Zeeuwsch-Vlaanderen te zijn afgeslagen. Met het het oog op den algemeenen toestand van spanning in Europa besloten de mogendheden niet te beproeven Willem I in zijn gezag te handhaven en verklaarden 20 Dec. dat, wijl de vereeniging in 1814 bedoeld onmogelijk was gebleken, er een andere regeling gevonden moest worden om de toekomstige onafhankelijkheid van België met het evenwicht van Europa te verbinden.

Terstond daarop begonnen de mogendheden in plaats van als bemiddelaars, als rechters op te treden, en gelastten Nederland de Schelde voor de Belgische schepen open te stellen, en alle tollen en andere rechten van voor 1814 weder geldig te verklaren, met bijvoeging dat afwijzing van dien eisch als een daad van vijandschap tegen de mogendheden zou worden beschouwd; op den zelfden toon werd den Belgen bevolen de insluiting van Maastricht te staken. Koning Willem I gaf toe: 20 Jan. 1831 werd de blokkade van de Schelde opgeheven Op 22 Jan. volgden twee protocollen der conferentie te Londen omtrent de voorwaarden der scheiding; volgens deze zou Nederland alles behouden wat het in 1795 bezat en België het overige gebied, uitgezonderd Luxemburg, dat aan het Huis Nassau zou blijven; 15/Sl der staatsschuld zou ten laste van Nederland komen; de vrije vaart op de koloniën moest aan de Belgen worden toegestaan; de mogendheden zouden de onschendbaarheid en onzijdigheid van België waarborgen. 3 Febr. ging het congres over tot het doen van een keuze onder de vele kandidaten naar de Belgische kroon en met 97 stemmen van de 194 wmrd de hertog van Nemours gekozen, doch diens vader, Lodewijk Philip, bedankte namens hem, waarop Surlet van Chokier tot voorloopig regent werd benoemd. De indruk, over geheel Europa teweeggebracht door de moedige daad van luitenant Van Speyk, (zie deze) op 5 Febr., verflauwde snel; een onmiddellijk daarop door de in België nog aan het Oranjehuis hangende partij beproefde tegenomwenteling mislukte; 7 Febr. werd de nieuwe Belgische grondwet afgekondigd, en 18 Febr. verklaarde Willem I de genoemde bepalingen te aanvaarden; België verwierp ze echter, waarop ze door de mogendheden nog aanzienlijk ten gunste van België werden gewijzigd ; in dezen gewijzigden vorm zijn ze bekend geworden als de 18 artikelen; deze werden 27 Juni Willem I ter teekening voorgelegd, nadat de Engelsche diplomatie had weten te bewerken dat de Belgen de kroon opdroegen aan prins Leopold van SaksenCoburg, die 4 Juni door het Belgisch congres met 152 van de 196 stemmen gekozen was geworden. Nu wees Willem I echter de bepalingen verontwaardigd van de hand en gaf voorts te kennen, dat ieder vorst, die de souvereiniteit over België aanvaardde, op anderen grondslag dan de voorwaarden van 22 Jan., door hem als vijand zou worden beschouwd (12 Juli). De prins van SaksenCoburg het zich hierdoor echter niet afschrikken, en reisde naar Brussel, waar hij 20 Juli plechtig werd ingehuldigd. Tevens gaf de conferentie in een nieuwe nota te verstaan, dat zij het hervatten der vijandelijkheden zou beletten.

De koning antwoordde daarop met een bevel aan zijn leger om België binnen te vallen (1 Augs.), waarop de Tiendaagsche veldtocht aanving, in welke de Belgen op vele punten verslagen, van andere verjaagd, en bij Bautersem onder koning Leopold zelf tot den aftocht gedwongen werden, terwijl Hasselt, Leuven en andere steden genomen werden, en een divisie onder den prins van Saksen-Weimar tot nabij Brussel doordrong, welke stad ongetwijfeld evenzoo zon zijn gevallen, als de aanvoerder niet op het laatste oogenblik last had ontvangen terug te keeren, daar de onderhandelingen heropend waren en tevens een fransch leger onder generaal Gérard, gereed stond de Belgen hulp te verieenen. Het Nederl. leger ving 13 Aug. den aftocht aan. 29 Aug. werd een wapenstilstand afgesloten, eerst voor 6 weken, later met nog 2 weken verlengd, 15 Oct. legde de conferentie beide partijen de eindregeling voor, vervat in 24 artikelen, die ditmaal weer iets ten gunste van Nederland waren gewijzigd. Bij deze eindregeling werd aan België een deel van Luxemburg toegewezen, waarvoor de koning schadeloosstelling in Limburg ontvangen zou, voorts vrije vaart op de aan beide rijken gemeene rivieren enz. België nam deze regeling aan; Nederland verwierp ze, op grond dat het zich noch met den inhoud noch met den vorm vereenigen kon. Willem I weigerde tevens den wapenstilstand langer in acht te nemen, waarop Engeland een eskader zond om op de kusten van Nederland te kruisen, hetgeen van de zijde van den koning een dagorder aan het leger tengevolge luid, met de opdracht dat het zich had te beschouwen als in staat van oorlog met elken vijand, die het grondgebied van Noord-Nederland zou willen schenden. Binnen een maand werd door de gevolmachtigden der mogendheden een verdrag met België gesloten, waarin de 24 artikelen onveranderd werden overgenomen, hetgeen, Nederland zeer en vooral tegen Frankrijk en Engeland, verbitterde.

In Mrt. 1832, zond Rusland graaf Orloff naar 's-Gravenhage, om den koning van Nederland te bewegen, de 24 artikelen te teekenen en daarmede de zaak een einde te doen nemen, hetgeen andermaal geweigerd werd; waarop op aandrang van België en op voorstel van Frankrijk besloten werd Nederland door dwangmiddelen te noodzaken de 24 art. te aanvaarden; Oostenrijk, Pruisen en Rusland weigerden echter hieraan mee te werken, waarop Engeland en Frankrijk zich met die taak belastten en zich verbonden de Nederi troepen uit de citadel van Antwerpen te verdrijven, de nederi. kusten te blokkeeren en beslag te leggen op de nederl. schepen. De zee werd alsnu voor den nederl. handel gesloten en door België naderde Gérard met 42000 man de stad Antwerpen, waar Chassé op de citadel gebood; 30 Nov. 1832 werd de citadel opgèëischt: 4 Dec. begon de beschieting: 24 Dec. capituleerde zij en werd nog denzelfden dag ontruimd, waarbij 3476 man de vesting uittrokken en als krijgsgevangenen naar St.-Omer werden gevoerd Het was intusschen den Franselien meer en meer hinderlijk geworden dat zij te strijden hadden voor een werkeloos toezienden bondgenoot; generaal Gérard was reeds tijdens het beleg der citadel op gespannen voet met koning Leopold geraakt: 27 Dec. trok het fransche leger zich uit België terug. De onderhandelingen vingen nu weer aan; toen deze andermaal slechts tot een voorloopige schikking leidden, waarbij de vaart op de Schelde voorshands werd geregeld, de opgebrachte Nederl. schepen vrijgelaten werden, de blokkade opgeheven werd en de krijgsgevangenen ontslagen werden (21 Mei 1833), maar weder geen , einde aan de zaak vermochten te maken, riepen de mogendheden hunne afgevaardigden 1 terug (16 Nov.). In B. breidde de industrie zich snel uit; 1 Mei 1834 werd een spoorwegwet afgekondigd; 5 Mei 1835 werd het baanvak Mechelen-Brussel, de eerste spoorlijn op het vasteland van Europa en de eerste lijn onder staats-exploitatie in Europa, geopend: in 1835 en 1837 werd het Huis SaksenCoburg door de geboorte van twee prinsen op den Belgischen troon bevestigd. 14 Maart 1838 moest de nederi. regeering, op aandringen van het nederi. volk, zich bereid verklaren de 24 artikelen te teekenen, waarvan de Belgische volksvertegenwoordiging partij zocht te trekken om nog enkele België gunstige wijzigingen te doen opnemen: wel heerschte in België een oorlogzuchtige stemming, doch na hevige beraadslagingen in de Kamers werden de artikelen aangenomen (16 Febr. 1839) en 19 April door België en de mogendheden geteekend, hetgeen 4 Febr. reeds door de nederl. regeering was geschied. Onder de regeering van Leopold I kwam B. tot voorspoed en bloei. Geheel doordrongen van het wezen van den constitutioneelen regeeringsvorm, wist hij in weerwil van de geschillen tusschen de klerikale en liberale elementen en de elkaar snel opvolgende ministeriën, den binnenlandschen vrede te bewaren, de welvaart te behartigen en het aanzien zijns lands naar buiten te verhoogen.

In 1842 werd een samenzwering tegen den staat door oranje-gezinden ontdekt, geleid door generaal Vandermeer en Van der Smissen, die 28 Febr. van genoemd jaar voor het assisenhof van Brabant terecht stonden en ter dood werden veroordeeld, welke straf door den koning in 20 jaren gevangenisstraf werd veranderd: Van der Smissen wist in Nov. te ontvluchten; Vandermeer werd in Febr. 1843 vrijgelaten op voorwaarde dat hij zich naar Amerika zou begeven. 5 Nov. 1842 kreeg het verdrag met Nederland volkenrechtelijke kracht; 29 Juli 1846 kwam een handelsverdrag met Nederland tot stand. In het revolutiejaar 1848 was in B. een liberaal kabinet, waarvan de reeds bovengenoemde Rogier, en Frère-Orban de voornaamste leden waren, aan het roer. Ook in België waren vele misnoegden, en de koning verklaarde in den ministerraad bereid te zijn de kroon desgevorderd ter beschikking der natie te stellen; toen dit bekend werd gemaakt volgden allerwege demonstraties ten gunste der monarchie; overigens werden inderhaast allerlei hervormingen ingevoerd. De staatsgreep van Napoleon van 2 Dec. 1851, die een groot aantal fransche uitgewekenen op Belgischen bodem wierp bracht ernstige verwikkelingen met Frankrijk mede, vooral naar aanleiding van allerlei door de uitgewekenen van uit België in Frankrijk ingevoerde anti-bonapartistische bladen: het kwam echter tot geen vredebreuk. In 185(! hadden bij de gelegenheid van het 23-jarig jubileum van Leopolds troonsbestijging allerwege grootsche feestelijkheden plaats. In 1863 werden de bij den vrede met Nederland overeengekomen Scheldetollen afgekocht: B. nam van de overeengekomen afkoopsom ⅓ (36.278.566 francs) op zich; de overige zeevarende mogendheden gezamenlijk de rest. 10 Dec. 1865 stierf Leopoldi ; hij werd opgevolgd door zijn oudsten zoon, den thans (Febr. 1901) nog regeerenden Leopold II, die evenals zijn vader, tegenover de woelende partijschappen een strenge onzijdigheid in acht bleef nemen, terwijl gedurende zijn geheele regeering geen j enkel doodvonnis is voltrokken, hoewel de doodstraf niet bij de wet is afgeschaft.

Van 1870 j tot 78 bleef een ultramontaansch ministerie aan. Gedurende den fransch-duitschen oorlog handhaafde B. op loyale wijze zijn neutraliteit; omstreeks 80.000 man Belgische troepen bewaakten de grenzen des rijks en ontwapenden alle het belgische gebied betredende vluchtelingen, terwijl de uitvoer van wapens en krijgsmateriaal streng verboden werd. Het aanbod van den ketellapper Duchesne, te Seraing, om den rijkskanselier van Duitschland, Bismarck, om het leven te brengen, had een wisseling van nota’s tusschen de Duitsche en de Belgische regeering tengevolge, welke laatste daarop in haar wetboek van strafrecht een artikel opnam dat straf bedreigde tegen het aanbod om misdaden waarop doodstraf of dwangarbeid stond, te begaan (7 Juli 1875). In 1885 kreeg Leopold II machtiging den titel van souverein van den Congostaat te voeren. In datzelfde jaar werd te Antwerpen een wereldtentoonstelling gehouden. In Maart 1886 kwam het in de industrieele centra tot heftige botsingen tusschen arbeidgevers en arbeidnemers, die wel door militaire maatregelen werden onderdrukt, doch de regeering voor een vraagstuk stelden, dat zich niet langer eenvoudig ignoreeren liet: zij zocht dit op te lossen door een drietal wetten; de eene hiervan stelde een scheidsgerecht in tot bemiddeling van geschillen tusschen arbeiders en werkgevers: de andere regelde de uitbetaling van het arbeidsloon en waarborgde het uitbetalen in geld; door de derde werd het recht om beslag op arbeidsloon te leggen beperkt.

Be 18 Juli 1887 bekrachtigde belastingwet op den invoer van geslacht on vee, de z.g. Hongerwet (Loi famine) had ernstige ongeregeldheden tengevolge. In 1888 werd te Brussel een wereldtentoonstelling gehouden. Einde Dec. 1888 werd een wetsontwerp op een minder beperkt gebruikt van de Vlaamsche taal bij het rechtswezen, ingediend door den Antwerpschen afgevaardigde Cooremans, aangenomen In een onaangename positie kwam de regeering in 1889, toen zich het gerucht verspreidde, dat de veiligheidsdienst ten opzichte van leiders van werkliedenvereenigingen en werkstakingen zich bediend had van agents provocateurs (zie aldaar), en een daarvan, Pourbaix geheeten, erkende als zoodanig met het kabinet-Beernaert in betrekking te hebben gestaan. Deze zaak gaf aanleiding tot heftige tooneelen in de Kamer tusschen het ministerie en de oppositie. geleid door den voormaligen minister Bara (overl. 1900). 16 Juli 1890 werd een wetsontwerp aangenomen, waarbij 2 millioen francs door den staat werd toegestaan ter oprichting van een verzekeringsfonds tegen ongevallen bij den arbeid; de koning had dezen vorm gekozen voor een hem aangeboden nationaal huldeblijk ter gelegenheid van zijn 25-jarig regeerings-jubileum. Een belangrijke dag, vooral in de geschiedenis der arbeiderswetgeving was de dag van Maandag 10 Xov. 1891, de dag voor de opening der Kamers.

De arbeiderspartij (parti ouvrier) hield dien dag een grootsche demonstratie, geleid door Jan Volders: op het stadhuis te Brussel ontvangen, en door de liberale afgevaardigden Buis en Janson te woord gestaan, eisrhte Volders indiening van een wetsvoorstel tot grondwetsherziening, voorname lijk ten opzichte van het gedeelte dat over het kiesrecht handelde; hij verklaarde daarbij tevens dat de arbeiderspartij besloten had allo wettelijke en vredelievende middelen te zullen gebruiken tot het uiterste, doch ook, zoo men er haar toe noodzaakte, tegen revolutionaire middelen niet op te zien. Het gevolg hiervan was, dat werkelijk een voorstel in den geest van het geëischte werd ingediend, ’t welk in beginsel door de regeering' werd aanvaard en naar een commissie werd verwezen. Deze herziening der grondwet was de voornaamste gebeurtenis van het jaar 1892; de debatten begonnen 3 Febr.; de herziening was voornamelijk gericht tegen de artikelen 1, om de inlijving van den Congostaat te vergemakkelijken; 52 ten opzichte van vergoeding aan de leden der kamer van afgevaardigden, 34, 38, 47, 54 en 58 betrekking hebbende op het kiesrecht en om reorganisatie van de Eerste kamer (Senaat) mogelijk te maken, 60 om huwelijken in de koninklijke familie van de goedkeuring der volksvertegenwoordiging afhankelijk te kunnen maken, 61 om de prinsen het recht te geven zitting te nemen in den senaat, 67 om den koning te machtigen tot het recht van referendum. Dit laatste voorstel verwekte een ware storm onder liberalen en klerikalen, en de geheele revisie zou hierop schipbreuk hebben geleden, indien de regeering zich geen vergelijk met de meerderheid in de kamer had getroost (10 Febr. 1892). De socialisten ijverden intusschen voor algemeen stemrecht; op 60279 kiezers verklaarden zich 46279 voor algemeen stemrecht voor den leeftijd van 21 jaar (26 Febr. 1893); 4 April 1893 werd het ontwerp van alg. stemrecht echter met 15 stemmen meerderheid verworpen, waarop rumoerige manifestatiën plaats hadden, en de parti ouvrier een algemeene werkstaking afkondigde, tengevolge waarvan de Kamer 18 April het ontwerp van alg. stemr. op 25 jaren, echter met meervoudig stemrecht (vote plural), met 119 tegen 14 stemmen aannam. De eerste verkiezingen volgens dit stelsel hadden plaats

14 Oct. 1894. In 1894 werd te Antwerpen andermaal een wereldtentoonstelling gehouden.
15 Sept. 1895 werd een wet, waarbij godsdienstonderricht weder als een verplicht leervak bij het openbaar onderwijs werd ingevoerd, aangenomen. De internationale tentoonstelling te Brussel, geopend 10 Mei 1897, had slechts een matig, en hoofdzakelijk nationaal succes, grootendeels tengevolge, van de overhaasting waarmee de plannen ontworpen en ten uitvoer gelegd waren. 24 Jan. 1899 traden de ministers Smet de Naeyer en de Nyssens af. Einde Juni verwekte het nieuwe kiesrechtontwerp heftige tooneelen in de Kamer; 29 Juni hadden te Brussel oproerige manifestatiën en straatgevechten met politie en gendarmerie plaats. Bij de Vredesconferentie in laatstgenoemd jaar te 's-Gravenhage gehouden, werd België vertegenwoordigd door Beernaert: de acte final werd mede door België geteekend, evenals het verdrag betreffende de beslechting van internationale geschillen langs vreedzamen weg en de andere genomen besluiten. 1 Aug. trad het kabinet Vandenpeereboom af, waarop Smet de Naeyer met de saamstelling van een nieuw kabinet werd belast. 22 Deo. werd over de nieuwe kieswet (stelsel evenredige vertegenwoordiging) gestemd en werd zij aangenomen. De geheele linkerzijde verklaarde zich weldra voor de algemeene toepassing van dit stelsel. In Congo kwamen in 1900 ergerlijke schandalen aan het licht, en de grensbepaling aan het Kiwoemeer gaf aanleiding tot oneenigheid met Duitschland, die echter in der minne geschikt werd. Aanvang April werd te Brussel een aanslag op het leven van koning Edward van Engeland (toen nog prins van Wales) beproefd, die mislukte, doch een oogenblik ernstige verwikkelingen na zich dreigde te sleepen, de regeering wist Engeland echter tevreden te stellen. Vrees voor Duitschland's ontevredenheid deed de regeering afzien van haar plan om deel te nemen aan de wraakcampagne in China, waartoe reeds toebereidselen waren gemaakt Einde Mei hadden de eerste verkiezingen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging plaats, uitslag: 85 katholieken, 33 sociaaldemocraten, 31 liberalen, 2 progressisten, 1 christen-democraat. 21 Juli werd te Brussel met allerlei feestelijkheden een standbeeld voor den staatsman Frère-Orban onthuld. Het streven der partijen werd in den aanvang der 20ste eeuw aan de eene zijde gekenmerkt door zucht naar uitbreiding van het militairisme, ten gunste waarvan een ruim gebruik werd gemaakt van de „onthullingen” omtrent een plan tot inlijving van België bij Frankrijk, dat in 1897 onder het kabinet-Méline in Frankrijk ernstig in overweging zou zijn genomen, welke onthullingen in Jan. 1901 groot opzien baarden; — en aan de andere zijde, die der sociaal-demokraten enz., door den beslisten wil om aan de handhaving van het meervoudig stemrecht een einde te maken.

< >