de jongere zoon van Geysa II en de opvolger van zijn broeder Stephanus
III. Hij was de schoonzoon van den Byzantijnschen keizer Manuël Commenus en door deze tot troonopvolger bestemd, waarop hem reeds dadelijk Servië, Slavonië en Dalmatië werden afgestaan. Na den dood van Stephanus III werd hij koning van Hongarije, maar hij verloor tevens het uitzicht op den troon van Byzantium, daar de tweede gemalin van Manuël het leven schonk aan een zoon. Om zijn gezag in Hongarije te bevestigen, deed hij de koningin-weduwe en zijn broeder Arpad in de gevangenis werpen. Een andere broeder, Geysa genaamd, ontkwam naar Oostenrijk en gaf aanleiding tot een oorlog, die met den dood van Hendrik Jaromirgott eindigde. De nieuwe Hertog Leopold zond Geijsa terug, en ook Arpad, uit den kerker ontsnapt, werd door den hertog van Bohemen uitgeleverd.
Beide bleven 15 jaren in hechtenis. Nadat de rust hersteld was, schonk Bela aan zijn volk vele doelmatige inrichtingen, verhoogde den glans van zijn hof, en gewende de Magyaren aan orde en beschaving In 1180 vereenigde hij Dalmatië met zijn rijk, terwijl de oorlog met Venetië nog voortduurde. Voorts veroverde hij Halicz waarmede hij zijn tweeden zoon Andreas begiftigde, ontving keizer Friedrich I, die door zijne staten naar Palestina trok, op een schitterende wijze, stelde zijn gevangen broeders eindelijk in vrijheid en overleed 23 April 1196, toen hij gereed stond, om naar Palestina te trekken.