Gepubliceerd op 23-02-2021

August wilhelm hofmann

betekenis & definitie

duitsch scheikundige, geb. 8 April 1818 te Giessen, overl. 5 Mei 1892 te Berlijn, wijdde zich eerst aan de taalwetenschap, daarna, onder invloed van Liebig, aan de scheikunde, werd 1845 leeraar aan de pas opgerichte school voor scheikunde te Londen, kreeg hier grooten invloed en allerlei eereposten, zag zich 1862 door de pruisische regeering belast met de organisatie van het chemisch laboratorium te Bonn, werd 1863 tot opvolger van Mitscherlich te Berlijn benoemd en kreeg nu hier eveneens een laboratorium in te richten. Sinds 1865 was hij ook hoogleeraar in de chemie aan het Friedrich Wilhelms-Institut te Berlijn en lid van de wetenschappelijke commissie voor medische aangelegenheden; in 1868 stichtte hij te Berlijn het Deutsche Chemische Gesellschaft.

H.’s arbeid behoort grootendeels tot het gebied der organische scheikunde; zoo heeft hij b.v. een volledige natuurlijke historie geleverd van den ammoniak en zijn derivaten, waarbij hij is uitgegaan van het teer. Zijn ontdekkingen hebben veel bijgedragen tot de ontwikkeling der typentheorie. De meeste beteekenis hebben zijn onderzoekingen betreffende de anilineverfstoffen gekregen; in 1858 ontdekte hij dat bij inwerking van chloorkoolstof op aniline een karmozijnroode verfstof ontstaat; hij onderzocht daarop grondig de fuchsine, ontdekte daarbij de rosaniline, en vond de manier om daarvan gekleurde derivaten te verkrijgen; een der prachtigste kleurstoffen van dezen aard is het Hofmannsviolet (zie ald. en Aniline) of jodiumviolet. Als leeraar had H. grooten invloed; zijn didactische stelregels hebben algemeen instemming gevonden en zijn methode en apparaten vindt men heden in alle universiteiten, sommige ook in scholen. Hij gaf in het licht: Introduction to modern chemistry (naar een reeks voordrachten, gehouden als leeraar te Londen, ald. 1865, in vele talen overgebracht en verscheidene malen herdrukt), Bericht ubet die Entwickelung der chemischen Industrie während des letzten Jahrzehnts (Brunsw. 1875—77, 3 stukken), The life work of Liebig in experimental and philosophic chemistry (Lond. 1876), Chemische Erinnerungen aus der Berliner Vergangenheit (Berl. 1882), enz. Na Liebig’s dood werd hij mede-redacteur van de „Annalen der Chemie”.

< >