wetenschappelijk beoefenaar der kunst en staatsman, 1808—1895; heeft als secretaris der vereeniging voor het bouwen van den dom te Keulen veel gedaan voor de voltooiing van dit reuzenwerk. In de duitsche nationale vergadering van 1848 behoorde hij aanvankelijk tot de zoogen.
Casinopartij, doch scheidde zich met andere tegenstanders van een duitsch keizerrijk daarvan af. In de pruisische Kamer vereenigde hij, tegenover het streven van den minister Raumer in 1852 de kathol, afgevaardigden tot een bijzondere fractie aan wier hoofd hij grooten invloed uitoefende. Bij de verkiezingen van 1867 werd hij te Aken in den rijksdag van den Noord-Duitschen Bond gekozen. Zijn jongere broeder Peter Frans R., geb. in 1810, overl. 1892, stond hem aanvankelijk in zijn politiek krachtig ter zijde, doch behoorde later tot de meer gematigde partij. Bij de verkiezingen van 1867 werd hij opnieuw in den rijksdag gekozen. Met zijn broeder behoorde hij tot de welsprekendste redenaars van het huis van afgevaardigden.
