duitsch romanschrijver, geb. 5 Oct. 1758 te Brunswijk, studeerde te Helmstedt in de theologie, werd 1786 huis-onderwijzer te Halle, ging als veldprediker 1792 met het pruisisch leger naar Champagne en keerde na den vrede terug naar Halle, waar hij sedert 1800 privaatlessen gaf en 20 April 1831 overleed. L. is de hoofdvertegenwoordiger van den aandoenlijken familieroman; hij was een der meest geliefde schrijvers zijner tijdgenooten.
Zijn latere romans, waarin telkens dezelfde situaties terugkwamen, deden hem echter zijn lezers verliezen. Hij heeft meer dan 200 deelen geschreven. Tot zijn beste romans behooren: Der Sonderling (1793), Clara du Plessis und Clairant (1794), Leben und Thaten des Freiherrn Quimtius Heymeran von Flaming (1795), Saint-Julien (1798), Henriette Bellmann (1802), Die Familienpapiere (1807), Arkadien (1808), Amelie Horst (1810), Die Gefahren der Grossen Welt (1811), Die Moralsysleme (1812).