duitsch wiskundige, geb. 17 Nov. 1790 te Schulpforta, werd in 1816 buitengewoon en in 1844 gewoon hoogl. in de sterrenk. en hoogere werktuigkunde te Leipzig, waar het nieuwe observatorium van 1818—21 naar zijn plan gebouwd werd. Behalve talrijke verhandelingen in tijdschriften, zijn z’n hoofdwerken: Barycentrische Calcul, ein neues Rülfsmittel zur analyt.
Behandl. der Geometrie (1827), Lehrb. der Statik. (2 dln., 1837), Die Elemente der Mechanik des Rimmels (1843) en Astronomie (9de dr. Stuttg. 1900).