Oudtijds een landschap in Azië, welks noordelijkst deel overeenkomt met het tegenwoordige Kurdistan en dat in het noorden Armenië, in het westen Mesopotamië, in het oosten Medië en in het zuiden Babylonië tot natuurlijke grenzen schijnt te hebben gehad.
Omtrent de oudste geschiedenis van dit land heeft men langen tijd over geen andere bronnen te beschikken gehad dan den Bijbel en enkele grieksche schrijvers. In de laatste helft der 19de eeuw vooral heeft men nieuwe bronnen voor gegevens gevonden, de resultaten van talrijke onderzoekingstochten naar de streken die tot dit eenmaal machtige rijk behoorden.
Het oorspronkelijk Assyrië, gelijk het door Assur (Gen. 10) schijnt gesticht te zijn, omvatte slechts een klein gebied, doch werd bewoond door een krijgszuchtig volk, bezield met een onverzadelijken veroveringsgeest; bij gebrek aan oorkonden kan omtrent regeeringsvorm enz. niets met zekerheid worden bepaald; uif enkele verstrooide opmerkingen bij oude schrijvers schijnt men te moeten opmaken, dat het rijk van Assur eerst eeuwen lang vergeten voortbestond, totdat een geweldig veroveraar het plotseling tot een rijk van aanzien verhief. De eerste Assyr. koning waarvan eenigszins stellige berichten voorhanden zijn, is Ninus, onder wien het naburig Babylonië tot een Assyr. prov. werd gemaakt. De met allerlei fabelachtige verhalen opgesmukte overlevering stelt Ninus voor als de stichter van de stad Ninevé, en als een groot veroveraar, die alle naburige volkeren bestreed (Babylonië, Armenië, Medië), in een veldtocht van 17 jaren alle gewesten tusschcn den Tanaïs, den Don en den Nijl gelegen aan zich onderwierp, eindelijk het bergachtige en ontoegankelijke Bactrië aanviel, en met opoffering van vele menschenlevens doordrong tot de hoofdstad Bactra, die hij ten slotte door een krijgslist, uitgedacht door Semiramis, de echtgenoote van zijn Syrischen landvoogd, Menon, vermeesterde, waarop hij genoemde Semiramis tot vrouw nam, en haar bij zijn dood tot regentes over hun nog minderjarigen zoon, Ninyas, aanstelde. Semiramis besteedde de eerste jaren har er regeering aan de verfraaiing van Babylon, dat zij tot residentie koos en waar zij zich met ongehoorde pracht omringde en zich geheel aan losbandige vermaken overgaf. Vervolgens ondernam zij een tocht door geheel haar gebied en liet overal reusachtige bouwwerken aanleggen. Voor haar geest geen voldoening meer vindende in werken des vredes, bracht zij een leger op de been, trok naar Egypte, onderwierp Lybië enz., en keerde zich toen tegen Stabrobates, den toenmaligen beheerscher van Indië; zij trok den Indus over, behaalde aanvankelijk enkele overwinningen, liet zich in het binnenland lokken, werd volkomen verslagen, teruggeworpen naar den Indus, en kwam met slechts een derde van haar ontzaggelijk leger in Assyrië terug; kort daarop schijnt zij door haar zoon Ninyas vermoord te zijn; volgens andere berichten deed zij vrijwillig afstand.
Omtrent de Assyrische koningen van Ninyas tot op Sardanapalus en de geschiedenis van het Assyr. volk gedurende die periode, die een tijdruimte van meer dan elf eeuwen omvat, is weinig bekend. Sardanapalus of Tonos Concoleros maakte zich berucht door zijn losbandigheid; als vrouw gekleed leefde hij geheel met zijn vrouwen en hield zich slechts onledig met vrouwelijke bezigheden. Onder zijn regeering stonden een aantal provinciën tegen de Assyr. heerschappij op, onder leiding van Arbaces of Arbactes, landvoogd van Medië, en den sterrewichelaar Belesus. Driemalen werden de verbonden muiters verslagen, in een vierde poging behaalden zij, gesteund door de Bactriërs, de overwinning en sloegen het beleg voor de Assyr. hoofdstad, waarop de opstand zich snel uitbreidde, en zich over de meeste provinciën verspreidde : in het derde jaar der belegering, op een tijdstip dat de belegeraars den moed dreigden te verliezen, trad de Tigris buiten zijn oèvers, zette het omgelegen land onder water en verwoestte een deel der ontzaglijke vestingmuren. Sardanapalus deed alsnu in zijn wanhoop een reusachtigen brandstapel aanleggen, liet al zijn schatten daarop brengen, benevens rustbedden voor zich en zijn vrouwen en gesnedenen, en liet den stapel toen op honderd plaatsen tegelijk in brand steken, zoodat hij en al de zijnen om het leven kwamen. De belegeraars trokken nu Ninevé binnen en de stad werd voor een deel verwoest.
Over het tijdperk van Arbaces, die alsnu koning van A. schijnt te zijn geworden, tot op den eersten werkelijk geschiedkundigen koning, Pul in den Bijbel geheeten, zweeft een historisch duister. Ook omtrent de toenmalige grenzen van het Assyr. rijk is niets bekend. Als een verjongden staat, maar bezield met den ouden heldengeest, treedt A. plotseling weer op, onderwijl Pul, volgens anderen Ninus de Jongere, bezig is de grenzen van zijn gebied uit te breiden Hij keerde zijn wapenen ook tegen Israël, doch liet zich met geld en geschenken ovcrhalen om van den oorlog af te zien. Wat echter de overige daden van dezen koning geweest zijn, of hij werkelijk Syrië èn andere naburige landen overwonnen of tot schatplichtigheid gedwongen heeft, hiervan is niets met zekerheid bekend. Hij werd opgevolgd door Tiglath-Pilester of Teglat-Pul-Assur, ook Ninus den Jongere genaamd. Deze begon nieuwe veroveringen; zijn aanval op het rijk van Israël, waarvan hij de belangrijkste steden bemachtigde en de bewoners naar Assyrië voerde, werdt als zijn eerste onderneming vermeld.
Deze staatkunde, n.1. om de overwonnen gewesten te ontvolken om ze te verzwakken en beter in bedwang te kunnen houden, werd ook door de volgende koningen, Salmanezer en Eserraddon gevolgd. Salmanezer onderwierp geheel Israël, bemachtigde na een belegering van drie jaren de hoofdstad, Samaria, en voerde koning Hosea in het zesde jaar zijner regeering gevankelijk mede. Daarna keerde hij zich tegen Syrië en Phoenicië, onderwierp het eerste, sloot een voordeelig verdrag met het tweede land, en voerde zijn legers tegen Tyrus aan, welks koning, Aelulaeus, hem hardnekkig tegenstand bood; zijn vloot werd verslagen en vernield en al zijne pogingen om Tyrus te bemachtigen, zoowel van de land-als van de zeezijde, mislukten. Hij stierf in het 14e jaar zijner regeering en werd opgevolgd door Sanherib, zijn zoon (713 v. Chr.) Daar de koning van Juda reeds onder zijns vaders regeering geweigerd had de verschuldigde schatting te betalen, en hierin bleef volharden, besloot Sanherib hem tot betaling te dwingen. Met een machtig leger trok hij tegen Juda op, dat zich echter reeds voor den aanvang der vijandelijkheden bereid verklaarde zich te onderwerpen.
Sanherib nam hiermede voorloopig genoegen, en trok af. Ingelicht omtrent een verbond tusschen Juda en Egypte, besloot hij eerst Egypte te bedwingen, en daarna Juda ten onder te brengen. Een deel zijns legers liet hij echter achter om inmiddels het beleg voor Jeruzalem te slaan, onderwijl hijzelf Egypte zou aangrijpen. Na Egypte als bij verrassing te hebben genomen trok hij andermaal tegen Juda op, welks hoofdstad intusschen reeds door het achtergelaten deels zijns legers onder Rabsake belegerd werd. Nauwelijks had Sanherib echter Egypte verlaten, of de koning van dit land riep de hulp der Ethiopiërs in, om zich van het Assyr. juk te bevrijden; en zoodra Sanherib in Juda was aangekomen, ontving hij bericht van de nadering van een machtig Ethiopisch-Egyptisch leger, onder koning Tirhaka van Ethiopië. Hij brak derhalve zijn leger op, staakte tijdolijk het beleg van Jeruzalem, versloeg de Ethiopiërs en keerde zich nu met zijn volle macht tegen Jeruzalem.
Thans echter brak onder zijn leger de pest uit, in die mate, dat zelfs in één nacht 185.000 krijgslieden stierven. Diep vernederd keerde hij onverrichterzake naar Assyrië terug; hij koelde zijn woede aan de gevangen Israëlieten en liet eiken dag een menigte wreedaardig om het leven brengen. Ten slotte werd hij door twee zijner zonen, Adrameleeh en Sarezer, in den tempel van den afgod Nisroch vermoord. Hij werd opgevofgd door Asserhaddon, den Assyr. onderkoning van Babylonië, die nog met vele andere namen wordt aangeduid. Deze voerde eerst een reeks hervormingen in zijn gebied in, schonk Assyrië een kort tijdperk van rust, en begon toen te denken aan uitbreiding van zijn gebied. Hij opende zijn sinds krijgshaftige loopbaan met een veldtocht tegen Syrië en Palestina.
Nadat hij Syrië en Israël uit de rij der zelfstandige staten had weggevaagd, keerde hij zich tegen Juda om dit land tot den staat van onderwerping van voorheen terug te brengen. Ook hier waren zijn wapenen zegevierend. Juda bezweek voor den overwinnaar, koning Menasse werd in ketenen geklonken weggevoerd, hoewel korten tijd daarna weer in zijn gezag hersteld. Daarop onderwierp hij Egypte en Ethiopië. Hij werd opgevolgd door Saosduchaeus ; van dezen vorst, die door sommigen, hoewel ten onrechte, voor Nebukadnezar 1 is gehouden geworden, zijn geen berichten, zelfs geen legenden voorhanden. Alleen weet men dat hij 20 jaren regeerde. Chyniladdan volgde hem op, alle berichten omtrent dezen vorst zijn meer legendarisch dan geschiedkundig gestaafd; algemeen wordt hij gehouden voor Nebukadnezar I.
Zijn geschiedenis vermeldt het apocryfisch boek Judith. Heersch- en krijgszuchtig van aard, was hij nauwelijks aan de regeering ekomen of hij vormde reeds het plan om e Meden weder aan Assyrië te onderwerpen en schatplichtig te maken. Dientengevolge trok hij zijne geheele krijgsmacht bijeen, en ontbood de hulpbenden van alle geheel of gedeeltelijk aan A. onderworpen staten. De oostelijke landen voldeden hieraan, terwijl de Perzen, en schier alle westelijke volkeren zijne afgevaardigden met verachting ontvingen en zijne vorderingen afwezen.
Deze bijna algemeene afval maakte hem echter niet mismoedig. Op zijn eigen dapperheid en krijgsbeleid, de verdeeldheid der oproerigen, en de sterkte van zijn reeds bijeengebracht leger vertrouwende, nam hij het besluit eerst de Meden te tuchtigen en daarna een schrikkelijke wraakoefening op zijn ongehoorzame onderdanen tc houden. In de vlakte van Ragau werden de Meden onder Arphaxad geheel verslagen ; de Medische hoofdstad Ecbatana viel kort daarop in zijn handen; geheel het rijk der Meden was weldra in zijn macht. Daarop zond hij het legerhoofd Holophernes met een geducht leger uit om degenen die zijn bevelen ongehoorzaam waren geweest te tuchtigen. Na een reeks overwinningen werd Holophernes voor het door hem belegerde Bethulië, een vestingstad in Juda, door de hand van een schoone, listige vrouw, Judith geheeten, in zijn tent om het leven gebracht; het leger sloeg op de tijding van den dood zijns aanvoerders op de vlucht, waarmede de tuchtigingsveldtocht der Assyriërs een einde nam. Onder de regeering van Chyniladdan of Nebukadnezar 1 schijnt Assyrië voorts tot een merkelijken staat van verval te zijn geraakt, die den ondergang van dit rijk onder Saracus of Sardanapalus, voorbereidde.
Onder dezen vorst stond Nabopolassar, de Assyrische stadhouder van Babylonië, op, maakte zich onafhankelijk (600 v. C.), verbond zich daarop met den Medischen konig Cyaxares, wiens dochter met zijn zoon Nebukadnezar huwde, en tastte met diens hulp het Assyr. rijk aan. Ninevé werd belegerd, ingenomen en verwoest en Assyrië tusschen de beide overwinnaars verdeeld. Volgens de overlevering van Polyhistor verbrandde de laatste koning van het Assyrische rijk zich, op gelijke wijze als zijn gelijknamigen voorganger eenige eeuwen vroeger had gedaan, met al de zijnen en al zijn schatten. Babylonië werd alsnu de heerschende staat in Voor-Azië. Assyrië werd nimmer weer een zelfstandige staat.