oostenrijksch geschiedschrijver, geb. 3 Sept. 1829 te Praag, werd aldaar in 1853 hoogleeraar; overl. 24 Oct. 1892. Hoofdwerken: Geschichte der Böhmischen Brüder (Praag 1856—57), Rudolf II. und seine Zeit (1862—65), Geschichte des Dreiszigjährigen Krieges (dl. 1—4, 1869—80), Illustrierte Geschichte des Dreiszig jährigen Krieges (3 dln., 1885), Waldstein während seines ersten Generalats im Lichte der gleichzeitigen Quellen 1625—30 (1886), Uber des Joh.
Arnos Comenius Leben und Wirksamkeit (Znaim 1893); verder tal van verhandelingen in de „Abhandlungen” der Wiener Akademie; ook gaf hij Monumenta historiae bohemica (dl. 1—4, de 15e—17e eeuw omvattend, Praag 1864—67) in het licht en leidde hij de redactie der Böhmischen Landtagsverhandlungen und Landtagsbeschlüsse von 1526 an bis auf die Neuzeit (dl. 1—7, 1877—92); ook schreef hij meerdere leerboeken der geschiedenis. Na zijn dood verschenen nog: Geschichte der Gegenreformation in Böhmen (uitgeg. door Tupetz, Lpz. 1894) en Beiträge zur Geschichte des Dreiszig jährigen Krieges (uitgeg. door Hirn, Weenen 1900).
